Tags

, , , ,

"Oude opa" en ik, oktober 1956

Mijn ouders braken met een eeuwenoud gebruik:  de eerstgeboren jongen werd naar zijn grootvader van vaderskant vernoemd en de tweede jongen naar die van moederskant. Bij de meisjes was het andersom: het eerste meisje werd vernoemd naar de grootmoeder van moederskant en het tweede meisje naar die van vaders kant. Werden er meer kinderen geboren dan werden die doorgaans naar (overleden) ooms of tantes vernoemd.

Mijn grootvader heette Hoezeas en, hoewel deze naam (een verbastering van Hoseas, de profeet uit het Oude Testament) al sinds 1730 in de familie is, vonden ze deze naam niet passen in de huidige tijd. Mijn oudere broer werd dus niet vernoemd naar zijn grootvader van vaderskant, maar die van moederskant: Frans.

Toen ik anderhalf jaar later geboren werd, is er alsnog gekozen voor vernoeming naar vaderskant: doch niet naar mijn grootvader Hoezeas, maar mijn overgrootvader Idanus Hendericus, die toen 96 jaar oud was. Omdat een dubbele voornaam overdreven was, kozen mijn ouders voor Hendericus. Als roepnaam werd gekozen voor het modernere Henk en niet voor Riekus…

Leeuwarder Courant, 9 december 1955

Toen drie jaar later mijn zusje ter wereld kwam, werd ze volgens gewoonte vernoemd naar haar beppe Pietje van moederskant, maar ook hier kozen mijn ouders voor een moderne variant: Petra