In het Nationaal Archief worden de sollicitatiebrieven bewaard, die Frederik Lodewijk Slaterus in de jaren 1853 en 1855 richtte aan het Ministerie van Financiën. Hij wilde graag aan de slag als klerk op het bureau statistiek bij de “afdeling in- & uitgaande regten“.
Zijn grootvader was jarenlang “geëmployeerde” geweest bij dit Ministerie en ook zijn vader had er kort gewerkt voordat hij zich terug trok als “rentenier“. Je zou denken dat hij er door connecties snel aan een baantje geholpen zou worden, maar uit zijn brieven blijkt dat het nog niet zo eenvoudig was.
In 1853 zocht Frederik Lodewijk werk nadat hij uit de “firma HAPPEL en SLATERUS Junior tot het drijven van handel in TABAK, SNUIF, SIGAREN, KOFFIJ en THEE” was gestapt. Daarom schreef hij deze brief:
Aan zijne Excellentie, Den Minister van Financiën.
Geeft met verschuldigde eerbied te kennen: Frederik Lodewijk Slatérus Junior, dat hij zich meermalen tot U[we] Excellentie’s Departement heeft gewend met verzoek om plaatsing en daar zulks tot heden nog niet heeft mogen gelukken; zoo is het met bescheiden aandrang dat adressant op nieuw, zijne toevlugt tot Uwe Excellentie neemt, met de bede het Ued. Excellentie moge behagen, hem te plaatsen in de vacature welke zal ontstaan op 1e September e:k: bij de Afdeling In- en Uitgaande Regten /Bureau Statistiek/. Hiernevens heeft de ondergeteekende de Eer twee getuigschriften van zijn gedrag en bekwaamheid over te leggen.
’t Welk doende! Uwer Excellentie gehoorzaamste Dienaar [w.g.] Slatérus Jr.
’s Gravenhage 10 augustus 1853. Zuidwal Wijk U No. 108
Blijkens een notitie zijn de getuigschriften teruggegeven op 6 juli 1855. Ik neem aan dat hij op gesprek is geweest. Dat dit nog niet tot een concreet resultaat leidde, blijkt uit de smeekbede die hij een enkele maanden later richt aan de Secrtaris Generaal van het Ministerie:
’s Gravenhage 20 October 1855
Den Heere D. van Hoijtema, Secretaris Generaal van het Departement van Financien enz. enz. enz.
Hoog Edel Gestrenge Heer,
Meermalen nam ik de vrijheid mij per request te wenden tot Z.E. den Minister van Financien om, ware het mogelijk eene plaatsing bij het departement te bekomen, het scheen mij echter toe, dat daarvoor alsnog geene termen aanwezig waren, doch aangezien er reeds een tijdvak van ruim 5 jaren is verloopen sedert ik mijn eerste request indiende is het dat ik het met bescheidenheid waag mij tot U.H.Edg. te wenden om mijne innige belangens in aanmerking te willen nemen. Ik zoude mij de vrijheid niet durven veroorloven om deze letteren aan U.H.Edg. te rigten zoo niet Uwe bereidwilligheid en vroegere gunstige toezegging daarvoor het fondament hadden gelegd.
Weet dan Hoog Edelgestrenge Heer dat mijne vroegere werkkring bij den Heer Ontvanger de Registratie, Keller en den Militaire Intendant Craaij, ook mijne tegenwoordige werkzaamheden bij den Heer Landry, U.H.Edg. zullen doen zien, / bij te nemen informatien / dat zoo wel gedrag, ijver en mag ik mij vrij uitdrukken capaciteiten eene plaatsing bij het Departement van Financien niet zullen in den weg staan.
En eindelijk ten slotte, daar mijne tegenwoordige betrekking geene vooruitzigten aanbiedt om eenmaal geheel in mijne eigene behoeften te voorzien zal het U.H.Edg. niet vreemd toeschijnen dat het mij hard valt mijne Ouders, op en vier en twintig jarigen leeftijd dat ik mij ten pligt zoude stellen iets tot hunne verligting te kunnen doen in tegendeel gedeeltelijk tot last te verstrekken is het dientengevolge bij deze, dat ik U.H.edg. nederig verzoek mij ten voorspraak te willen zijn bij Z.E. tot plaatsing bij het Departement, waardoor U.H.Edg. niet alleen eene weldaad zult bewijzen aan den ondergeteekende maar ook aan een zwaar beproefd Ouderen paar, en waardoor voor mij een lichtstraal zal aanbreken, uit den nacht die mij op dit oogenblijk donker toeschijnt.
Met de meeste hoogachting heb ik de eer te zijn U.H.edg. Dienstwillige & gehoorzame Dienaar [w.g.] Slatérus Jr.
Deze brief heeft resultaat: Frederik Lodewijk wordt per 1 januari 1856 aangesteld als “tweede klerk” bij het bureau Statistiek voor een jaarwedde van ƒ 270,-.
Wat een verschil met de sollicitatiebrieven die wij nu (anderhalve eeuw later) gewend zijn te schrijven. Frederik Lodewijk schreef niet over zijn opgedane ervaringen of zijn geschiktheid voor de functie. Hij gaf ook geen motivatie waarom hij juist op deze functie solliciteerde. Daarentegen sloofde hij zich uit in de meest nederige bewoordingen om de geadresseerde te behagen (slijmen?) en aarzelde hij niet om zielig te doen… een lichtstraal in de donkere nacht!
Lang is hij niet op het departement gebleven: al op 1 november 1857 wordt hij op eigen verzoek eervol ontslagen en krijgt hij als bonus de titel van “eerste klerk” mee. Hij vertrekt naar Padang in Nederlands Indië, waar hij de stamvader van de “Indische” familietak zal worden….
Aan Zijne Excellentie den Minister van Financien
Geeft met den meesten eerbied te kennen Frederik Lodewijk Slatérus Junior tweede Klerk bij het Departement van Financien Bureau Statistiek; dat hemdezer dagen door de Heeren Overzee te Rotterdam aangeboden is om naar Padang in Neerlandsch Indie te vertrekken en wel op zoodanige gunstige conditien en met zulke schoone vooruitzichten dat hij requestrant vermeend heeft dat aanbod te moeten accepteeren weshalve hij de eer heeft uwe Excellentie beleefdelijk te verzoeken met primo November aanstaande eervol uit zijne betrekking te worden ontslagen.
Vertrouwende hij steeds niet alleen tot genoegen zijner Chefs, maar ook tot dat Uwer Excellentie is werkzaam geweest zoo zoude het blijk van welwillendheid door hem als Eerste klerk te ontslaan zeer vereerend voor hem zijn.
’t Welk doende: [w.g.] Slatérus Jr.
’s Hage 26 september 1857.