In de online collectie Tijdschriften 1850 – 1940 van de Koninklijke Bibliotheek bevindt een nummer van “De Hollandsche revue” (jrg 39, 1934, no 10, pag. 470), waarin de Amsterdamse schoolarts Pietje Petronella Bouman – Slaterus vertelt over haar werk:
In het October-nummer van De Vrouw en haar Huis vertelt mevrouw P. P. Bouman – Slaterus een en ander omtrent het werk van de schoolarts. Haar eigen werk omvat het onderzoek van leerlingen der voorbereidende scholen. Daarbij gaat het als volgt toe:
‘Wanneer de kleuter van 3½, tegenwoordig 4, jaar op school geplaatst wordt, wordt hij binnen de 3 maanden aan het geneeskundig onderzoek, waarbij de moeder of een ander familielid tegenwoordig is, onderworpen. Deze tegenwoordigheid is van het hoogste belang, aangezien dan naar alles, wat het kind tot dien tijd doorgemaakt heeft, gevraagd kan worden benevens datgene uit het familieleven, wat van invloed op de ontwikkeling van het kind zou kunnen zijn.
Geheel uitgekleed, behalve onderbroekje en kousjes – het eene kleedingstuk blijft aan, omdat reeds deze jonge kinderen hardnekkig weigeren uit schaamtegevoel ,,hun bloote buikje” te vertoonen en de kousjes om mogelijke verwondingen der voetjes door houtsplinters, enz. te voorkomen – staat het rechtop voor mij, opdat aldus een algemeene indruk verkregen kan worden. Dan worden de deelen afzonderlijk aan het onderzoek onderworpen. Hoofdhuid en haren worden op ontstekingen of onzuiverheden, oogen op afwijkingen in stand, vlekken, ontstekingen, ooren op ooraandoeningen, mond en keel o.a. op aanwezigheid van vergroote amandelen, longen en hart, buik met zijn organen en mogelijke aanwezigheid van breuken, houding op afwijkingen in spiersterkte of wervelverkrommingen, benevens knie- en voetstand nagegaan en op de daarvoor bestemde kaart aangeteekend. Bij dit onderzoek is meestal de klasse-onderwijzeres aanwezig, die aanteekening houdt van de bijzondere maatregelen voor dit kind of de medeleerlingen, noodig om ze in overleg met het hoofd der school uit te voeren en die zelf ook herhaaldelijk waardevolle gegevens omtrent het kind verschaft. Worden afwijkingen gevonden, die doktersingrijpen vereischen, dan wordt den huisarts door middel van een daartoe bestemd formulier mededeeling gedaan, doordat moeder en kind hiermee den arts bezoeken. Een heel enkele maal wordt dit onderzoek door de bleuheid van het kind bemoeilijkt, maar meestal stelt dan een grapje het kind op zijn gemak en verloopt alles vlot. Op bepaalde tijden worden de scholen bezocht en nagegaan of de adviezen gevolgd zijn. Het onderzoek der leerlingen in de le, 3e en 6e klas der lagere scholen geschiedt geheel op dezelfde manier, alleen word ik hier bijgestaan door de schoolverpleegster, die tevoren naam en geboortedatum invult op de kaart, benevens de gehoor- en gezichtsscherpte, door haar nagegaan. Bij de minste afwijking in gehoor- en gezichtsscherpte wordt deze door mijzelf gecontroleerd. Met de gevonden afwijkingen wordt op dezelfde manier gehandeld als boven aangegeven. Wat het onderzoek der leerlingen in de 6e klas betreft (bij de meisjes is de onderwijzeres, op de gemengde scholen bij de jongens de onderwijzer aanwezig) is dit iets uitvoeriger, omdat met het oog op een bepaald beroep, dat door de ouders of het kind gewenscht wordt, een vingerwijzing soms gegeven moet worden. Zoo zal een kind met kleurenblindheid bijv. geen vliegenier, met uitgesproken platvoeten geen uitsluitend “staand” beroep (winkelbediende, tandarts), met zeer slechte gezichtsscherpte geen beroep, waarbij de oogen zeer ingespannen moeten worden, mogen kiezen om maar bij enkele voorbeelden te blijven.
Het onderzoek op de uitgebreid lagere scholen, nijverheidsscholen, enz. geschiedt op dezelfde wijze als in het 6e leerjaar der lagere school en wel bij deze kinderen in het 2e leerjaar.
Pietje Petronella (“Nel”) was de oudste dochter van de Leeuwarder fotograaf Idanus Hendrikus Slaterus. Zij kon zo goed leren dat ze in één keer het Stedelijk Gymnasium doorliep. En omdat haar vader goed verdiende kon ze in 1895 geneeskunde gaan studeren aan de Universiteit van Amsterdam. De studie verliep vlot en ze haalde in 1900 het doctoraal examen medecijnen. Na twee jaren vervolgstudie werd ze in februari 1902 “bevorderd tot arts”.
Gedurende de jaren 1902-1905 werkte Nel als klinisch assistente van de heer dr. J. de Bruin, lector in de inwendige kinderziekten aan de Universiteit van Amsterdam. Na een korte periode bij de Rijksverzekeringsbank, trad ze in dienst bij de gemeente Amsterdam bij de G.G.D (Gemeentelijke Gezondheidsdienst), “waar zij het instituut van de schoolartsen heeft helpen opbouwen”.
Intussen was Nel getrouwd met de arts dr. Willem Gerrit Bouman (* Amsterdam 1872 – † Heemstede 1952). Zij zal Willem Gerrit ongetwijfeld tijdens haar studie hebben leren kennen. Hij was iets eerder in 1901 tot arts bevorderd en had een praktijk aan de “Nieuwendijk 213 o/d Gravenstraat”. Zij trouwden op 8 augustus 1907 in Leeuwarden en vestigden zich aan de “Singel 362 bij de Oude Spiegelstraat . Hier werd hun enige zoon Jacobus Johannes Willem geboren op 7 mei 1908. Later zou hij tandarts worden in Heemstede.
Nel werkte als schoolarts, verzorgde consultatie-uren voor zuigelingen en was actief in diverse verenigingen zoals de “Amsterdamsche Redding Brigade” en de “Nederlandsche Vereeniging van Schoolartsen”. Samen met haar collega’s deed zij baanbrekend onderzoek naar de voedingstoestand van de schoolkinderen. Ook streed ze voor de rechten van de vrouw in de “Amsterdamsche Soroptimistenclub”
In het voorjaar van 1923 verhuisde het gezin Bouman – Slaterus naar de Van Baerlestraat 75. Op 1 januari 1934 ging Nel met pensioen, of zoals het in de Telegraaf vermeld stond “met wachtgeld”.
In september 1942 verhuisden Nel en haar man naar Heemstede waar ze gingen wonen op de Johan Wagenaarlaan 9. Pietje Petronella overleed hier vlak na de bevrijding op 20 mei 1945. Willem Gerrit overleed er op 23 december 1952.
Pingback: Nieuwjaarsgroet: familiekiekje | Ter Salus