Nadat Agatha Maria Slaterus op zaterdag 15 november 1783 ter aarde was besteld, werd het tijd voor de executeurs testamentair om de boedel op te maken. In de periode van 29 december 1783 tot en met 27 januari 1784 meldden zich 35 schuldeisers, persoonlijk of via een vertegenwoordiger (procureur) bij notaris Pieter de Wilde.
De executeurs Philippe de la Fontaine en Gijsbert de Geus gaven een “summiere opening van staat des boedels en nalatenschap:
Dat zij comparanten ter eenre (=schuldeisers) en met die van hunnen rade de voorschreve summiere staat der nalatenschap van Juffrouw Agatha Maria Slaterus, naauwkeurig en tegens de bescheiden, en wat verder tot Justificatie van dien is behorende, hebben geexamineerd, en also het debet en credit tegens elkanderen hebben opgenomen, het aan hen comparanten ter eenre daar uit voorgekomen was, dat het geene, waar uit de crediteuren hun agterweesen (=achterstand) zouden moeten bekomen, niet toerijkende zal zijn, om dezelve crediteuren hun pretensien (=aanspraken) zo als die bij ieders naamtekening in dezen uitgedrukt staan te voldoen en zulks dat voor de praelegatarissen en legatarissen ook niets voor hun praelegaat en legaat te bekomen zal zijn.
Na een eerste inventarisatie bleek dus dat er dus niet genoeg geld was om de schuldeisers te kunnen betalen. Beneficiaire aanvaarding van de erfenis (=je aanvaardt de erfenis en tegelijkertijd verwerp je de erfenis als mocht blijken dat er meer schulden dan bezittingen zijn) door de erfgenamen lag dus voor de hand. De schuldeisers zagen dit echter niet zitten:
Dat zij Comparanten ter eenre overwegende, dat, wanneer den boedel van haar Juffrouw Agatha Maria Slaterus, onder beneficie van Inventaris wierd aanvaard, zulks veel kosten en lange tijd zou veroorsaaken, en dat het zelve meer nadeelig voor hen Comparanten ter eenre zoude wezen;
De schuldeisers wilden een snelle oplossing voor deze kwestie en ze kwamen middels een Akte van Conventie met de erfgenamen overeen dat deze geen gebruik zouden maken van hun recht van “benificie van inventaris”, maar dat zij de erfenis “simpelijk zullen adieëren” (=aanvaarden).
Ze kozen drie vertegenwoordigers, die samen met de executeurs de boedel zo snel mogelijk te gelde moesten maken, zodat zij zoveel mogelijk van hun uitgeleende geld terug zouden zien:
…met adsistentie en meede directie van de Heeren Jan Lodewijk Gregorij, Arnold David van Lennip en Jan Lambers, zo als hun Edelens daar toe door de Comparanten ten anderen zijde werden gequalificeerd, bij deezen tot effenheid en liquiditeit brengen…
Jan Lodewijk Gregory was koopman (“op Duitschland”) en medefirmant van “Breitenfeld en Gregory” op de Oudezijds Achterburgwal. Hij had de grootste schuld openstaan, namelijk 5645 guldens, 2 stuivers en 8 penningen. Arnold David van Lennep handelde in “Turx garen en Oost-Indische zijde stoffen” en woonde op de Herengracht en hield kantoor (comptoir) “daaragter op de Keizersgraft”. Hij had 2857 guldens, 18 stuivers en 8 penningen tegoed. Jan Lambers was makelaar op de Fluwelenburgwal (= oude benaming voor de Oudezijds Voorburgwal) “in Muscovische waaren en beleeningen” en trad op als procuratiehouder voor mevrouw C.G. van Wassenaar Twickel die een een bedrag van 4501 guldens en 10 stuivers had openstaan. (1 gulden = 20 stuivers; 1 stuiver = 16 penningen.)
Zij kwamen verder overeen dat de stoffenwinkel tot 1 februari 1784 voortgezet zou worden door de huidige winkelbediendes en dat deze daarna de zaak mochten overnemen:
…winkelwaaren, benevens de winkelkassen en toonbanken aan Alida Ensinck en Maria Sprakel voor het geheel of ten delen te mogen overdoen volgens de inkoopsprijs met een korting van 10 Percento…
Dat zij de zaak inderdaad hebben overgenomen blijkt uit deze advertentie:

Verder beloofden de schuldeisers zich tevreden te stellen met de opbrengst van de boedel, welke ze pro rato onder elkaar zouden verdelen. Mocht de opbrengst lager zijn dan de schulden, dan zouden ze daarmee tevreden zijn en niet de erfgenamen daarop aanspreken:
…en dus dat de voormelde simpele aditie, aan dezelve erfgenaamen, in cas (=geval) gemelde boedel en nalatenschap tot de voldoening der schulden van dien, niet toerijkend mogt zijn, geen prejuditie (=schade) zal toebrengen, ofte dat dezelve daardoor, in voldoening van het te kort komende eenigsints verpligt ofte gehouden zullen zijn, dewijl zij comparanten ter eenre (=schuldeisers) in cas van zodanig te kort komende, nu voor als dan, van alle recht, actie of aansprake wegens het zelve te kort komende, wel expres zijn renuncieerende (=afstand doen), en dezelve erfgenaamen daarvan ontheffen bij dezen.
Voorwaarde was wel dat de erfgenamen, die een legaat of een prelegaat waren toegezegd, hiervan afstand zouden doen. Legaten en prelegaten werden namelijk uitgekeerd vóór de normale erfenisverdeling en zouden dan buiten schot blijven van de schuldeisers.
Jammer voor de bevoorrechten, maar zij doen inderdaad afstand middels een Akte van Renuntiatie op 5 februari 1784. De nichtjes Esina Slaterus en Agatha van der Poll kregen niet de beloofde kerkboeken met gouden sloten en ook niet het lijfgoed van hun tante; de dienstbodes Elisabeth Reyns en Dirkje Waters en de “winkeldogters” Alida Ensinck en Maria Sprakel mistten de hun toegezegde goederen en geldbedragen.
De nieuwe directie ging meteen aan de slag om zoveel mogelijk geld binnen te halen voor de schuldeiser. Zij stelden gelijk bij procuratie van 31 januari en 2 februari 1784 een kassier aan:
Ende verklaarden zij Heeren Comparanten te constitueren en magtig te maken de Heer Johannes Wilhelmus Theering, cassier alhier, omme in de namen van hen Constituanten in qualite voorschreven van alle debiteuren van den boedel van bovengenoemde Juffrouw Agatha Maria Slaterus te innen en ontfangen het geen een ieder van hen aan dezelve Boedel verschuldigd zijn, voor den ontfangst te quiteren, en alles ten dien saken te verrigten wat vereijscht werden zal, belovende al het zelve te zullen approbeeren en van waarde houden onder verband als naar rechten.
Op 3 juni kwamen alle betrokkenen opnieuw bij elkaar op het kantoor van notaris Pieter de Wilde. De schuldeisers of hun vertegenwoordigers ontvingen ter plekke een “provisionele (= voorlopige) uitkeringe” van “zeeventig Per Cento” van hun vordering en tekenden voor de ontvangst van het uitbetaalde bedrag de Akte van Quitantie. De laatste crediteur tekende op 19 oktober 1784.
Het leuke van de akte is dat er een lijst was toegevoegd van alle schuldeisers en hun vorderingen. Het totaal bedrag aan openstaande schulden bedroeg 35.779 guldens, 3 stuivers en 8 penningen. Omgerekend naar de huidige waarde is dat een bedrag van ruim 737.831 gulden ofwel 334 813 euro. Een ongelooflijk groot bedrag voor een stoffenwinkel! In korte tijd was al 70 % van de boedel te gelde gemaakt door verkoop van winkelwaar en het innen van openstaande rekeningen. Blijkbaar werd er in die tijd met grote bedragen op vertrouwen gehandeld, zonder direct af te rekenen…
Lijst van “crediteuren in den boedel van A.M. Slaterus”:
Breitenfeld & Gregory ƒ 5645 = 2 = 8 |
A.D. van Lennep ƒ 2857 = 18 = 8 |
Dirk van der Meulen & Zoonen ƒ 2847 = 3 = 0 |
Lemaistre & Lacoste ƒ 2497 = 1 = 8 |
J. du Val, D. Willer & Comp. ƒ 1434 = 2 = 0 |
Teisserene, Bedos et Grassot a Lyon ƒ 1206 = 18 = 0 |
De Neuville van der Hoop & Comp. ƒ 1079 = 6 = 0 |
Willem Buyssant Heems & Comp. te Haarlem ƒ 804 = 0 = 0 |
Arent Pluym & Zoon ƒ 703 = 6 = 0 |
N. en J. Mabé ƒ 691 = 7 = 0 |
Meinard Steenhouwer ƒ 291 = 3 = 8 |
Leonard van de Kasteele te Den Haag ƒ 531 = 8 = 0 |
de Wed. Nicolaas van Peene & Zoon ƒ 262 = 13 = 0 |
E. van der Souw & B. Trakranen ƒ 228 = 9 = 0 |
Esaye Gillot ƒ 214 = 2 = 0 |
de Wed. Jacob Veeckens & Zoon ƒ 178 = 4 = 0 |
de Wed. Van der Schaft & Zoon ƒ 145 = 6 = 0 |
Johanna Schutte & Zuster ƒ 97 = 16 = 0 |
Abraham de Marre & Zoon ƒ 110 = 3 = 0 |
Frans Pieter Offerman ƒ 395 =17 = 0 |
Jacob & Abraham Le Poole te Leiden ƒ 86 = 9 = 0 |
de Wed. Johan Putman & Zoon ƒ 85 = 4 = 0 |
Philip Lechleitner ƒ 83 = 2 = 0 |
Jacob Hibma ƒ 78 = 0 = 8 |
Jan Gewin & Comp. ƒ 62 = 5 = 0 |
Mevrouw C.G van Wassenaar Twickel ƒ 4504 = 10 = 0 |
Cornelis Bakker ƒ 1021 = 10 = 0 |
Bathazar Deuffer ƒ 206 = 0 = 0 |
Mevrouw van Croonenburg (= N.G .Smissaert wed. Ysbrand Balde Kieft, bankier, wonende op kasteel Kronenburg bij Loenen) ƒ 942 = 10 = 0 |
J. M. Scholtz ƒ 1213 = 0 = |
Mevrouw J.S. Pels, wed. Bicker ƒ 812 = 13 = 0 |
Elisabeth Reyns ƒ 408 = 7 = 0 |
Meinard Steenhouwer (2e maal!) ƒ 1000 = 19 = 0 |
Jacques Bousquet ƒ 1013 = 12 = 0 |
A. de Schepper, wed. J. W. van Diepen ƒ 2042 = 14 = 0 |
Totale schuld ƒ 35.779 = 3 = 8 |
De meeste schuldeisers waren collega winkeliers, kooplieden of fabrikanten van stoffen in Amsterdam zelf en vinden we terug in het adresboek van winkeliers en kooplieden van die tijd. Andere kooplieden woonden in Haarlem, Leiden, Den Haag en zelfs Lyon in Frankrijk. Daarnaast zien we namen van bankiers en andere geldschieters, waaronder haar eigen huishoudster Elisabeth Reyns…
Ruim een jaar later, op 2 november 1785, deed de directie de “finaale verantwoording en uitkeeringen van de nog overige penningen” nadat
…den boedel en nalatenschap van bovengenoemde Juffrouw Agatha Maria Slaterus, hebben gebragt tot effenheijd en liquiditeit, en also de nalatenschap verkogt en de debiteuren op eenige wijnige dubieuse posten na waar van niets te hopen is, geinnet (=geïnd)…
Op het kantoor van de notaris lagen tot de 2e februari 1786 alle papieren ter inzage voor de crediteuren:
…hebben geexhibeert (=voorgelegd) de respective reekeningen van verkoop en wijders nog der zelver respective reekeningen van ontfang en uitgaven als meede gesterkt met de quitantien en verdere bescheijden tot justificatie (=rechtvaardiging) dienende en welken geheele ontfang komt te beloopen een somma van ƒ 33276.7.- en den uitgaven waar onder mede begreepen zijn de zeventig Percento dewelke door hun Edelens aan hen comparanten provisioneel op rekening waren betaalt volgens quitantie in dato 3 Junij 1784 tot 19 October 1784 ten overstaan van mij Notaris en getuigen gepasseert, een somma van ƒ 28562,,2. zulx aan saldo overig is een somma van ƒ 4714.5.-
Jammer dat deze stukken niet bewaard zijn gebleven. Dan hadden we een leuke kijk gekregen in de huishouding en winkelvoering van Agatha Maria Slaterus.
Maar er was dus nog geld over! De 35 schuldeisers kregen ieder nog eens 18 3/16 procent uitgekeerd, zodat een ieder uiteindelijk 88,19 % van zijn uitgeleende kapitaal terug heeft ontvangen uit de boedel van Agatha Maria Slaterus.
Ze zullen daar ongetwijfeld zeer tevreden mee zijn geweest. De executeurs hebben veel werk verzet en het valt op dat ze heel nauwkeurig en integer hun werk hebben gedaan. Wel jammer dat er voor de familie niets overbleef…
Henk, bedankt voor dit leuke artikel.
Als oud fiscalist komt me in gedachten dat we jaren te maken hebben gehad met de zg. Tante Agaath lening. Hier was het omgekeerde aan de orde, geen geleend geld maar uitgeleend geld aan startende ondernemers, durfkapitaal dus. Een en ander was wel aan strikte fiscale regels gebonden. Als de starter het geld niet terug kon betalen dan kon degene die het geld had geleend dat van zijn inkomen aftrekken.
De regeling is inmiddels ter ziele. Waar de bijnaam “tante Agaath lening” vandaan kwam weet ik zo gauw niet, het was zeker denk ik niet genoemd naar onze verre tante.