Een half jaar nadat zijn jongere broer Frans was uitgevaren, monsterde Johannes Slaterus aan bij de VOC. Hij werd bottelier (verantwoordelijk voor voeding en drinkwaren) aan boord van het schip “Polaanen” en kreeg acht gulden per maand meer betaald dan zijn broertje: ƒ 20,=.=.
Naast de 2 maanden gage, die vooruit betaald werden, schafte hij de scheepskist aan (ƒ 9,5,=) en 4 “kelders” (ƒ 6,14,=). Een kelder is een kist met 15 vakken waarin flessen (meestal wijn) werden bewaard.
Op de website van het Zeeuws archief wordt beschreven waartoe een scheepskist diende: “De kist van de zeeman was gevuld met een stel extra kleren (een jas, een of twee broeken, een aantal hemden en onderbroeken, een slaapmuts en soms een paar schoenen). Verder stopte de zeeman in zijn kist een tabaksdoos, pijpen en een tondeldoos om vuur te maken, een stuk zeep, een spiegeltje en enkele kammen, een bord, messen, lepels, een kan en een kroes, alles met zijn initialen gemerkt, en enig naaigerei. Diegenen die konden lezen en schrijven namen papier en inkt mee, een bijbel of navigatiehandboek. Iedereen nam enige kazen, hammen, stroop en flessen jenever mee voor de eerste weken aan boord.”
Op 1 januari 1738 vertrok de Polanen met schipper Frans de Put vanaf Texel. Aan boord waren 111 matrozen, 56 soldaten en 4 handwerkers. De Polanen was een nieuw schip, in 1737 gebouwd op de VOC-werf in Amsterdam, van het type hekboot. Dit was een soort fluitschip, maar dan langer en voor en achter breed met een kleine platte maar hoge spiegel, dit om veel vracht te kunnen vervoeren.
Het was geen reis zonder problemen: na drie dagen keerde het schipt terug naar Texel om om 6 januari opnieuw uit te zeilen. Van 13 tot 20 januari lag het in de haven van Plymouth. Na een half jaar arriveerde het schip op 1 juni bij Kaap de Goede Hoop. Hier verlieten 31 opvarenden het schip en kwamen er 4 aan boord. 17 juni zette de Polanen koers naar Batavia, waar het een kleine drie maanden later op 6 september aankwam. 26 van de 171 opvarenden (15 %) hadden de reis niet overleefd.
Johannes bleef tot eind december 1740 op het schip varen. De Polanen keerde pas in maart 1742 terug richting Nederland. We mogen aannemen dat het in de tussentijd reizen maakte tussen de verschillende handelsposten in Indonesie en India. Johannes blijft achter in Cochin (aan de westkust van het huidige India) tot 15 mei 1740. Dan keert hij terug naar Batavia, alwaar hij dient in het Hospitaal. 14 januari 1741 gaat hij aan boord van het schip de “Nieuwerkerk” van kapitein Kornelis van Marie. De Nieuwerkerk komt samen met andere schepen op 9 september aan in Texel.
Johannes hield na aftrek van de schulden een bedrag over van 354 guldens, 2 stuivers en 5 penningen. Dit werd op 22 september 1741 “aan hemselve betaalt t’ oorconde geteeckent Johannes Slaterus“. Inderdaad: op de kopie staat een mooie handtekening. Het enige van zijn eigen hand dat ik ken!
Twee en half jaar later was dit kapitaal op, want dan vertrekt Johannes op nieuw naar de Oost…