Tags

, , , ,

In Leeuwarden verscheen in de jaren 1964 tot 1997 een zeer populair krantje met allerlei artikelen over de geschiedenis van de stad: ’t Kleine Krantsje. De uitgever en publicist Fenno Schoustra deed zelf onderzoek en had zo veel materiaal verzameld dat hij met gemak dertig jaar lang elke maand een krantje kon vullen. Veel (oud) Leeuwarders deelden in dit krantje hun herinneringen aan en foto’s van een Leeuwarden dat niet meer bestond.

In 1975 noteerde Schoustra uit oude politie-rapporten.

't Kleine Krantsje, 27-09-1975

Ik was verbaasd. Ik wist wel van problematisch drankgebruik bij mijn voorouders van mijn oma’s kant, maar bij de Slaterussen? En wie was Jan Slaterus?

Het antwoord op deze vragen vond ik in het Archief van de Rechtbank in Leeuwarden:

De Officier bij de Arrondissements-Regtbank te Leeuwarden heeft de eer hiernevens aan de Regtbank aan te bieden eene geneeskundige verklaring betreffende den staat van krankzinnigheid van Jan Willem Slaterus, koopman, oud 42 jaren, gehuwd met Juliana Neuman, wonende te Leeuwarden, in het Geneeskundig Gesticht  voor Krankzinnigen te Franeker verpleegd gedureende een voorloopigen proeftijd krachtens magtiging van den Heer President van den 5 Julij 1878, en requireert, ten einde de Regtbank naar aanleiding van die verklaring en op grond van art. 15 der Wet van den 29 Mei 1841 (Staatsblad no. 20) de vereischte magtiging zal verleenen, om genoemden lijder  in een Geneeskundig gesticht voor krankzinnigen te doen verblijven gedurende een eersten proeftijd van één jaar.
 
Leeuwarden, den 16 Augustus 1878

Het gaat hier dus om de jongere broer van mijn betovergrootvader Hoezeas Slaterus: Jan Willem Slaterus (1835-1910). De bijgevoegde medische verklaring geeft interessante details:

Geneeskundige Verklaring.
 
De ondergeteekende Medicinae Doctor practiseerende in het Stads-Ziekenhuis te Leeuwarden verklaart dat aldaar op den 29-sten Juni jl. is opgenomen de persoon van Jan Slaterus wonende alhier die, wegens het doen van pogingen om zich van het leven te beroven tot observatie is heengezonden, en wel om te constateeren of hij niet lijdende is aan vlagen van krankzinnigheid.
Nadat hij en door mij en door den Ziekenvader naauwkeurig is gadegeslagen is het mij wel duidelijk gebleken dat hij wezenlijk lijdende is aan waanzinnigheid en wel uit de navolgende verschijnselen: dat hij zegt God niet te kunnen aanbidden, omdat hij daarvoor niet gekleed is; dat hij op verschillende tijdstippen als een wilde in de ziekenzaal rondspringt; dat hij argwaan koestert tegen de medezijnen, het eene oogenblik weigert intenemen, omdat hij vermoedt dat het vergif in zich bevat, en weder later het gaarne gebruikt, in de waan verkerende dat het sterke drank is; dat hij ‘s nachts heimelijk tracht zijne legerstede te verlaten om zich naar buiten te begeven, en zich vooral driftig maakt, omdat hij streng bewaakt wordt, in die mate zelfs oploopend wordt dat er noodzakelijkheid bestond hem in het dwangbuis te zetten, welke verschijnselen eerder klimmende dan afnemende zijn.
Alle deze gegevens zijn voor den ondergeteekenden meer dan voldoende om te verklaren dat gemelde Jan Slaterus in een toestand verkeerende is van Krankzinnigheid, waarschijnlijk door eene alcoholische vergiftiging van het bloed die het hoogst noodzakelijk maakt, en in het belang van den persoon zelven en in het belang van de Maatschappij, dat hij in een Krankzinnig gesticht worde opgenomen verpleegd.
 
Leeuwarden, 4 Julij 1878. (Get.) Dr. Vrijda

Door een acute alcoholvergiftiging was Jan Willem dus helemaal doorgedraaid. Hij werd begin juli 1878 gedwongen opgenomen in het “Geneeskundig Gesticht voor Krankzinnigen te Franker. Hij moest daar nog even blijven, aldus de verklaring van de geneesheer-directeur:

Ter voldoening aan art. 14 der wet van 29 Mei 1841 (Staatsblad 20) wordt door den ondergeteekende, Med. Doct. en Geneesheer van bovengenoemd Gesticht, de navolgende verklaring afgegeven, betreffende den tegenwoordigen toestand van Jan Willem Slaterus sedert den 6-en Juli 1878, in gemeld Gesticht verpleegd wordende.
Dat bovengenoemd verpleegde lijdt aan krankzinnigheid en wel aan mania acuta, vermoedelijk een gevolg van alcoholismus. Dat hij in de eerste dagen zijner verpleging zeer wild en verward was, daarna, waarschijnlijk ten gevolge der tegen zijne opgewektheid ingestelde behandeling, veel bedaarder is geworden, maar tot op dit oogenblik nog zoo dof en suf, dat hij eenvoudig werk, stroovlechten, niet begrijpen kan. Zoodat eene verdere verpleging van dezen lijder, in belang der openbare order en ter beproeving zijner verdere herstelling wenschelijk is.
 
Franeker, 14-en Augustus 1878
De Geneesheer voornoemd
(Get.) Dr. R. Lammerts van Bueren.

Krankzinnigengesticht Franeker

In mijn jeugd grapten we altijd met “een enkeltje Franeker”. Jan Willem herstelde echter en op 18 oktober 1879 woonde hij weer in Leeuwarden. Eerst woonde hij nog alleen op kamer op de Nieuwburen. Later woonde hij (volgens het Bevolkingsregister) toch weer samen met zijn vrouw en kind in de Nieuwe Oosterstraat.

Maar Jan Willem bleef problemen houden met de alcohol. Maar daarover later meer in deel 2.