Tags

, , ,

In het Archief van de Arrondissements-Rechtbank van Leeuwarden had ik ontdekt dat Jan Willem Slaterus in 1878 een jaar verpleegd en behandeld was in het “Krankzinnigengesticht” in Franeker. Later werd dat een Psychiatrisch ziekenhuis genoemd. Nu spreken we van een Instelling voor Geestelijke Gezondheidszorg. Dat geeft aan dat we in de loop der tijd anders tegen ziekte aankijken…

Hoe dan ook, Jan Willem leed aan “mania acuta, vermoedelijk een gevolg van alcoholismus”.

Ruim twintig jaar later deed de Officier van Justitie opnieuw een verzoek voor opname in Franeker. Jan Willem was op 6 januari 1889 weduwnaar geworden. Daarna ging het blijkbaar snel bergafwaards. Hij wisselde vaak van woning (inwonend) en woonde zelfs een tijdje in het Stadsverzorgingshuis (het “Armenhuis’) in de Haniasteeg. Hij was niet langer ‘kussentjesmaker” (suikergoedbakker), maar broodventer.

Op 20 juni 1901 werd Jan Willem voor de tweede keer opgenomen in het Stads-ziekenhuis en na enkele dagen doorgestuurd naar Franeker. Volgens de verklaringen van de medici leed hij aan “dementia”:

STADS-ZIEKENHUIS TE LEEUWARDEN
Leeuwarden, den 20 Juli 1901.
L.S.
De ondergeteekende verklaart, dat Jan Willem Slaterus, oud 65 jaar, volgens zijn oordeel lijdende is aan een zoodanigen vorm van krankzinnigheid, dat zijn onverwijlde opname in een Krankzinnigen-gesticht dringend noodzakelijk geacht moet worden.
Dit oordeel is gebaseerd op de bij patient onafgebroken bestaande verwardheid, zich uitende in een stroom van woorden zonder eenige samenhang en waaruit het lastig is optemaken, of soms hier en daar iets werkelijks er aan ten grondslag ligt. Toch is het na een waarneming van eenige dagen duidelijk geworden, dat hij lijdende is aan vervolgingswaanzin: hij wordt verdacht, dat hij geld verduisterd heeft van zijn patroon, van den Berg; de straatjongens zijn voortdurend bezig met hem te sarren en uitteschelden. Daarbij zijn meermalen hallucinaties in het spel: zoo stond gedurende de vorige nacht steeds een schoenmaker buiten de cel, die hem uitschold en zoodoende tot een hooge graad van opgewondenheid bracht. Sommige uitlatingen als:  Zoo kan ‘t niet langer, als ze mij zoo altijd plagen dan is ’t maar beter: en nu volgt een beweging van de rechterhand langs den hals, wijzen op gevaar voor suicide. Toen hij nog op de zaal was, werd ieder van de daar aanwezigen door hem van een of ander misdrijf beschuldigd, zoodat hij ook agressieve neigingen heeft.
Op grond van een en ander wordt zijn overbrenging dringend noodig geacht.
[was getekend] A.H. van Eeden
 
GENEESKUNDIG GESTICHT VOOR Krankzinnigen te FRANEKER
Reg, N°. 1247                                            
Ter voldoening aan Art. 22 der Wet van 27 April 1884 (Stsbl. No. 96) wordt door den ondergeteekende, Med. Doct. en Geneesheer van bovengenoemd Gesticht, de navolgende verklaring afgegeven, betreffende den tegenwoordigen toestand van Jan Willem Slaterus sedert den 20 / 23 Juli 1901, in gemeld Gesticht verpleegd wordende.
Dat bovengenoemde verpleegde lijdt aan krankzinnigheid en wel aan Dementia. Ongeveer twintig jaar geleden is hij hier ook verpleegd geworden en toen als hersteld ontslagen. Hij maakte misbruik van sterken drank en was na het gebruik daarvan meestal opvliegend: Hij schijnt niet erfelijk belast te zijn en lager onderwijs te hebben genoten.
Vier weken voor zijne opname vertoonde hij tengevolge van drankgebruik, financieele moeilijkheden, huiselijke onaangenaamheden op hoogen leeftijd, sporen van krankzinnigheid.
Hij sprak wartaal, had hallucinaties, meende uitgescholden of valsch beschuldigd te worden, zoodat opname noodzakelijk werd.
Bij zijne aankomst is hij zwak, maar overdrijft zijn zwakte. Hij geeft langzaam en gebrekkig antwoord en ligt meestal voor zich uit te staren, vertelt allerlei onzin en gebruikt weinig voedsel.
Hij blijft zwak en stumperig, spreekt soms wartaal, is soms boos, is dement.
Een verdere verpleging van dezen lijder wordt wenschelijk geacht.
De Geneeheer-Directeur voorn.
(Get.) Dr. JdVries
 
De rechter stond opname in het Krankzinnigengesticht van Franeker toe voor de duur van één jaar. Elk volgend jaar deed de geneesheer verslag en gaf het advies dat verlenging van de opname noodzakelijk was. Jan Willem bleef zo jaar na jaar in het gesticht. Hij werd omschreven als “kindsch”; “dement”; “soms lastig en prikkelbaar”, maar meestal “rustig”. In het laatste verslag (1909) stelde de geneesheer:
 
Patient, die 20 jaar voor zijne opname ook reeds eeniger tijd hier verpleegd werd, lijdt aan dementia senilis, waarvan het ontstaan is in de hand gewerkt door drankmisbruik en huiselijke moeilijkheden. Terwijl zijn dementie onveranderd voortbestaat, is zijn lichamelijke toestand tengevolge der arterio-sclerose achteruit gegaan..
Franeker, den 30 Juli 1909.

Door de aderverkalking nam zijn gezondheid snel af. Jan Willem overleed op 24 april 1910.

Burgerlijke Stand Franeker 1910