In 1966 werd het huizenblok aan de Schrans (voorheen Overijsselse straatweg), hoek Hollanderdijk afgebroken. In één klap verdween zowel het geboortehuis van mijn opa (aan de achterkant) als het huis waar hij zijn kinderjaren doorbracht die hij hier beschrijft (aan de voorkant).
VITALE VETERAAN KIJKT ACHTEROM
EEN LEVEN LANG WONEN IN DE OUDE HOLLANDERWIJK
Dit is het tweede deel van het artikel van onze abonnee, de heer H. Slaterus te Leeuwarden, waarin hij herinneringen ophaalt uit zijn jeugd, lang geleden, in de buurt van de Schrans en de Hollanderdijk.
Nadat wij een aantal jaren aan de Schrans gewoond hadden, verhuisden wij naar de Hollanderdijk. In de door ons verlaten benedenwoning vestigde zich toen een kapper, kapper Van Dam. Zijn dochter Ruurdsje had later een bloemenwinkel in de Nieuwe Oosterstraat. Touwslager Meyer had toen een zaak in Huizum, maar stond vrijdags met een stalletje ten gerieve van de naar de stad gaande boeren vlak bij dat blokje woningen. Dat was de oude Meyer, Jan Ages, zoals hij altijd uitbundig begroet werd door Koos, wanneer Meyer bij Kindermans binnenkwam om zich te laten scheren.
Ik wil nu niet alle zaken in de Schrans beschrijven, dat is al eens eerder gebeurd. Maar een uitzondering wil ik maken voor het eerste gedeelte van de Schrans westzijde. En dan wil ik beginnen bij de bocht Schrans – Raadhuisstraat. In die bocht stond eertijds de herberg met doorreed-stalling van Wybenga.
ZWERVERS
De doorreed met daarnaast een grasveldje was toen op de plaats waar later het gemeentehuis van Leeuwarderadeel (nu muziekschool) kwam. In die doorreed bivakkeerden wel eens zwervers, zoals Jan Duum en Jentsje Tit. Naast het grasveldje was een weggetje dat naar de achter gelegen woningen leidde. Aan de andere kant van het weggetje was de slagerij Yntema, dan kwam de rijwielzaak van S. M. Argelo, dan de kapperszaak van W. Kindermans met als eerste bediende de bekende Koos, de man met de zwartgeverfde snor.
Naast Kindermans stonden nog een paar huisjes en dan kwam een breed stuk weg naar de boerderij van Keestra. Deze reed van Keestra was een geliefde speelplaats van ons. Aan de andere kant van de reed was het voermansbedrijf annex woonhuis van Van der Woude. Dan kwamen nog een paar woningen, dan één met een verdieping en vervolgens nog een steenhouwerij. Deze bezat een grote steenhouwersmolen, die ik echter nooit in bedrijf heb gezien. Ook ‘ op de steenhouwerij waren niet veel activiteiten. De molen werd dan ook spoedig afgebroken en ook de steenhouwerij verdween.
KORENMOLEN
Dan kwamen verder de woningen van de Hollanderdijk. Ongeveer een dertigtal tot aan de bocht. Vlak om de bocht stond de korenmolen van Schotanus. Schotanus woonde en had kantoor aan de Zuidergrachtswal. Hij had één knecht in dienst: Sake. Deze reed met paard en wagen, haalde koren en ook wel maiskorrels (stiensweiten noemden wij die) op, bediende de molen en bezorgde het meel bij de klanten. Ik stond nogal erg in de gunst bij Sake: Woensdagmiddagen en in de vakantie mocht ik altijd met hem meerijden. Ik vond dat geweldig als jeugdig knaapje naast Sake op de bok te zitten. Als hij meel bezorgde of aan het eind van de middag als hij naar het kantoor moest om orders voor de volgende dagen op te halen, mocht ik de leidsels vasthouden.
Naast de molen stond nog een kaaspakhuisje, dan kwam een woonhuis waarin de familie De Boer woonde. De Boer was in dienst bij de firma Tulp op de Wirdumerdijk, kruidenierswaren engros en en detail en had ook een groothandel in petroleum.
NOODSLACHTPLAATSEN
Vervolgens kwamen na familie De Boer diverse noodslachtplaatsen: eerst een gebouwtje waarin paarden werden geslacht, dan één voor koeien en tenslotte een kippenslachterij. Wij als jongens stonden vaak te kijken naar dat slachten. Het gebeurde met open deuren en de dieren werden op vreselijke wijze op de toen nog gebruikelijke manier afgeslacht. Na die noodslagerijen kwamen de woningen van de families Stroosma en Meines, dan een paar pakhuisjes, nog een woninkje, verder een stukje landweg en dan de boerderij Het Hollands Huis, waarmee de Hollanderdijk werd afgesloten.
SMIDSBUURT
Via die reed van Keestra liep een paadje evenwijdig aan de Hollanderdijk. Aan dit paadje, de Smidsbuurt, stonden eerst enige beneden- en bovenwoningen, daarna een rijtje ééngezinswoningen, waarna het paadje omboog en aan het einde van de Hollanderdijk uitkwam. Tegenover genoemde ééngezinswoningen was een stukje land en daarachter lagen een tweetal tennisbanen. Hier werd in de zomermaanden druk getennist door de elite van Leeuwarden. Ik herinner mij namen als Van Harinxma thoe Slooten, wonende op de stins “Muntenburg” aan de Weaze en de heer en mevrouw Sprengen De spelers en speelsters kwamen via de reed van Keestra per rijwiel, een toentertijd luxe vervoermiddel.
Wij als jongens verzamelden ons tegen de tijd dat de eerste spelers konden komen aan het begin van het weggetje, dat van de Smidsbuurt naar de tennisbanen leidde. Aan het weggetje stond het huisje van Weima, die onder anderen de banen onderhield. Als de eerste spelers arriveerden vroegen wij “Mijnheer/Mevrouw, mag ik ballen rapen?” Er werden dan een tweetal uitgekozen en later, als de tweede baan in gebruik werd genomen, werd er nog een tweetal opgeroepen. We moesten dan de ballen, die misgeslagen werden, opzoeken en deponeren in een emaille bakje op”een metalen stander aan de kant waar geserveerd werd. Na afloop kregen wij dan elk een dubbeltje en aan het eind van het seizoen een oude bal om mee te “sjotten”.
GELIEFD PLANTSOEN
We woonden dus vooraan in de Schrans en speelden dan ook vaak in de stad. Geliefd was het plantsoentje bij het station, voor de veemarkt, waarin het midden een paviljoentje met banken stond. Aan de achterkant tussen plantsoen en veemarkt was een kastanjelaan; daar woonde de heer N. Emmerik, de marktmeester. Ook voetbalden wij veel achter de Beurs en op het Wilhelminaplein.
Wij woonden toen dus ook vlakbij de Wirdumerdijk. Van de toenmalige zaken hebben er niet veel meer standgehouden, ik denk alleen de zaak van Otma. Otma had twee zoons. Rein en Jacob. die beiden niet oud geworden zijn. Op de hoek van de Wirdumerdijk en Ruiterskwartier was toen een logement, naar ik meen van Bergman, dan kwam de sigarenzaak van Thieboud, de firma Tulp, de lijstenhandel van De Kruys, verder de zaak in uurwerken van Kool. Die was op de hoek van de ingang naar de Doopsgezinde kerk. Op de andere hoek was de zaak in dameshoeden van Heppener, dan de galanteriezaak van Postma (Peek en Cloppenburg was nog een kleinere zaak).
Verderop was nog een galanteriewinkel van Arzoni, die aan de overkant een tweede zaak had. Er was ook nog een sigarenzaak van Van Borsum Waalkes. Aan de oostzijde van de Wirdumerdijk had je, te beginnen met het pand waarin nu de firma Flottow zit, de grote luxe sigarenwinkel van Gebr.Schierbeek.
Aan de andere kant van de toen nog nauwe Peperstraat was de boekhandel Eekhof, dan bakkerij Swildens, de Rode Winkel, het grote patriciërshuis van notaris Andringa, dan volgden de tweede galanteriezaak van Arzoni, het Friesch Koffiehuis, een apotheek, naar ik meen Hettinga Tromp, Ütma ijzerhandel, meubelzaak van de weduwe Beekhuis, nog een galanteriewinkel van De Looze, dan bakker Van Sisseren. Verder had je nog de slagerij van Kessler, kruidenier Bootsma, banketbakker Ten Hove, de hoedenzaak van Van Kallen (de vader van de bekende schrijver van detective-romans Havank), dan café De Beurs en tenslotte Amicitia van Gcbr. Feldhaus. Amicitia had aan de kant van de Nieuweweg toen nog een tuin met zitjes (er was nog bijna geen verkeer). Ook de Klanderij had een tuin met tafeltjes en stoelen, eigenaar was J. D. Ponsen.
Ik houd nu maar op, want anders komt er geen eind aan.
Erasmushiem, H. Slaterus,
’t Kleine Krantsje. Nr. 411, 11-06-1982, pag. 5.