Tags
Albert Bouman, Bladmuziek, Jules Seron, Julianus Leonardus Slaterus, Leeuwarden, Pier Bosma, Smartlap, Variété
Het leuke van het schrijven van een weblog is dat je verrassende reacties krijgt. Zo kreeg ik onlangs een mail met deze foto:
Het ging hier om bladmuziek van een mij onbekende tekstdichter en componist, maar (zo kon ik opmaken uit de foto) het blad was uitgegeven in Leeuwarden in 1923 en de illustratie was van J. L. Slaterus. Dat kon geen ander familielid zijn dan de latere humorist en conferencier Julianus Leonardus Slaterus (1900-1983), alias Jules Seron.
Ik wist dat hij, net als zijn vader, graag schilderde en tekende. Jules had in zijn jeugd de tekenacademie bezocht en had blijkbaar ambitie om als professioneel illustrator aan de slag te gaan. Hoewel ik niet onder de indruk was van de kwaliteit van zijn tekening, heb ik toch het bladmuziek gekocht: een uniek historisch document.
Jules had zijn illustratie gebaseerd op de tekst van de smartlap: in drie coupletten en een refrein wordt de tragische levensloop van een kind zonder naam bezongen die gedwongen door zijn stiefvader moest gaan werken in plaats van buiten te mogen spelen met de andere kinderen. Het lied draagt de titel: verborgen jeugd.
Verborgen jeugd.
1[e couplet]
Hij was nog een kind van zeven jaar oud
En moest nu al s’avonds gaan werken;
Want zijn pleegvader was wreed, met een hart als steen zoo koud
Die maar veel geld aan hem wou verdienen.
Hij speelde de viool als een virtuoos op toneel;
En het publiek dat genoot van zijn spel;
En vraagt nimmer is ’t voor die knaap niet te veel
Maar ging steeds meer van hem verlangen.Refrein. (voor 1e en 2e couplet)
Hij wou toch zoo gaarne eens spelen
Als die andere kinderen op ’t plein;
Dan kon hij die vreugde ook deelen
Waarom mocht dat niet, was hij dan niet klein?2[e couplet]
En als hij zijn vriendjes naar ’t plein zag gaan
Om daar met elkaar te gaan spelen,
Dan benijd hij ze vaak en in zijn oog kwam een traan
Vervloekt de kunst die hem is gegeven.
Hij speelde viool als een virtuoos op toneel
En in zijn spel lag de smart van zijn hart;
Dat hart dat niet het aardsch geluk viel ten deel
Maar door zijn kunst maar moest kwijnen.3[e couplet]
Het was middernacht, ’t concert was gedaan,
Hij ging met zijn vader weer huiswaarts
Maar deez’ dronk van zijn geld en kon doorgaans gaan noch staan
Zoodat hij hem dan ook nog moest steunen.
Op eens een auto greep zijn jasje en sleurde hem mee
En een bloedplas kleurde weldra de straat.
Het was toen gebeurd en de jongen stierf tevree,
Met een glimlach op ’t bleeke gezichtje.Refrein. (derde couplet)
Nu behoefde hij niet meer te spelen.
Op de viool niet en niet op het plein.
Hij kwam nu waar reeds al zoo veelen
Hoog in den Hemel, waar de Engelen zijn.
De componist van de melodie was Albert Bouman (geboren te Groningen op 5 september 1899), die van 4 april 1917 t/m 6 april 1920 gelegerd was in de Kazerne van 9e Regiment Infanterie in Leeuwarden. Hierna woonde hij volgens het Bevolkingsregister van Leeuwarden kort in bij zijn ouders in de Herman Costerstraat 6. Op 14 juni 1920 vertrok hij naar de Prins Hendrik-kazerne in Nijmegen. Op 27 september 1920 was hij even terug in Leeuwarden om hier te trouwen met Wilhelmina Mink. Als zijn beroep vermeldt de huwelijksakte “korporaal-muzikant”. Albert overleed in 1956 in Leeuwarden:
Pier Bosma was de tekstschrijver en uitgever het het levenslied. Hij was op 31 maart 1901 in Berlikum geboren als zoon van mandenmaker Sytze Bosma en Baukje Koopal. Het gezin vestigde zich op 25 augustus 1922 (vanuit Huizum) op het adres Eewal 58 in Leeuwarden. Volgens het Bevolkingsregister werkte Pier was als jongen als hulp-brievenbesteller, maar al snel opende hij een muziekhandel in het ouderlijk huis op de Eewal. Naast allerlei muziekinstrumenten en bladmuziek verkocht hij grammofoons en grammofoonplaten. Deze producten stonden erg in de belangstelling nu steeds meer mensen zich eentje konden veroorloven. Later zou Bosma ook radio’s verkopen.
Na 1924 zien we vele advertenties van Bosma & Zoon in de Leeuwarder Courant. Zo stond hij in mei 1924 al met een stand op de Reclame- en Verkooptentoonstelling:
„Komm mein Schatz, wir trinken ein Likörchen” hooren wij spelen in den volgenden stand, die van den muziekhandel BOSMA & Zn. te Leeuwarden. Het is geen onvriendelijke uitnoodiging en we gaan eens kijken. Het likeurtje moeten we hier evenwel ontberen; daarvoor kunnen we straks beter even naar den overkant gaan. De grammofoon, die ons dat schalksche liedje toezong, laat nog verscheidene nummertjes hooren en het valt ons op, hoe geruischloos de naald over de platen glijdt. De exposant vertelt, dat het een nieuwe machine is, de Nieuw Columbia Grafonola. Behalve deze’ staan er nog eenige andere soorten, welke niet alleen een aangename tijdpasseering bieden, doch tevens een mooi meubelstuk in een kamer zijn.
Pier trad ook op als humorist in de Nederlandse en de Friese taal. Zelf bracht hij twee nummers op plaat uit.
In het Algemeen handelsblad van 29 juni 1926 recenseert ene C.H. deze grammofoon platen:
Minder amusant vind ik den humor van Pier Bosma, die twee platen voor His Master’s Voice vol sprak en zong. Daar is „De hûsfeint”, een wat anachronistisch verhaal van een zeldzaam tevreden jongmensch, dat als oppasser van een luitenant, als huisknecht van een baron, den hemel op aarde beweert te hebben. Veel aardiger is de „Skotse Trye”, uitgevoerd door het orkest Louwert, te weten viool en piano; Pier Bosma heft er het klassieke „Hup, sûpen groaten brei” bij aan, dat geen rechtgeaarde Fries zonder glunderen kan hooren.
Tot 1930 bleef muziekhandel P. Bosman & Zoon op de Eewal gevestigd. Deze naam was overigens niet helemaal correct: P. Bosman was dé zoon. Zijn vader zal wel op papier mede-eigenaar van de zaak zijn geweest, maar bleef volgens het Bevolkingsregister mandenmaker. Pier Bosman is (voor zover ik kan nagaan) ongehuwd gebleven. In december 1930 verhuisde de zaak naar Peperstraat 14 en Pier legde zich toe op de verkoop van radio’s en grammofoons. Ruim een jaar later, in juni 1931, werd de zaak opgeheven Pier verdiende hierna zijn brood als houder van een loterijkantoor. In 1935 vertrok hij naar Amsterdam en exploiteerde op de Oude Zijds Achterburgwal nr. 150 een rijwielstalling.
De drie jonge mannen (Bouman, Bosman en Slaterus) hebben elkaar ongetwijfeld ontmoet in het uitgaansleven van Leeuwarden in het begin van de jaren 20 van de vorige eeuw. Zo zal Jules aan de opdracht gekomen zijn om de illustratie te maken voor het muziekblad dat Pier Bosma uitgaf.
Geen van de drie heeft een blijvende indruk gelaten in het culturele leven van ons land. Niemand kent meer hun namen en hun werk… of toch nog wel?