Tags
Amsterdam, Bedelarij, Cornelia Johanna Slaterus, Forberger, generatie 10, Neeltje Voorbergen, Rechtbank, Veenhuizen
Vonnis.
In Naam des Konings.
De Arrondissment-Regtbank, zitting hebbende te Amsterdam, Derde Kamer, regt doende in zaken Correctionele Policie, in het Eerste Ressort;
gezien hebbende het Proces Verbaal van de Commissaris van Policie in het tweede Canton dezer Stad op den 1 December 1842 opgemaakt ten laste van – en de dagvaarding namens den Officier van Justitie op den 12 December 1842 beteekend aanNeeltje Voorbergen
Gezien het vonnis der raadkamer dd. 5 December 1842 waarbij de beklaagde naar deze kamer is verwezen;
Gehoord de aanklagte van de Officier, tegen de voormelde Neeltje Voorbergen, oud 12 jaren, zonder beroep, geboren en wonende te Amsterdam;
Gehoord de mondelinge verklaringen der Getuigen, ten verzoeke van gemelden Officier gedagvaard;
Gehoord het Requisitoir van denzelven Officier, daartoe strekkende:>dat de beklaagde naar aanleiding van art. 274, 66, 67, 69 en 52 van het Wetboek van Strafregt zal worden verklaard schuldig aan bedelarij en zulks gepleegd met oordeel des onderscheids, en dientengevolge veroordeeld tot eene gevangenzetting voor den tijd van acht dagen, en in de kosten executabel bij lijfsdwang, en dat zij na het uiteinde harer straf in het bedelaarsgesticht zal worden overgebragt. <
Gelet op de verdediging van de beklaagde;
Etcetera
Dat is toch even schrikken, als je deze tekst tegenkomt in het Archief van de Arrondissementsrechtbank Amsterdam. Een boel moeilijke woorden, veel belangrijke mannen, een zware straf… en dat tegen een klein meisje van 12 jaar!
Ik weet niet zeker of ze daadwerkelijk aanwezig was in de rechtbank, maar ik neem aan van wel. Dit moet toch een verpletterende indruk hebben gemaakt op een kind.
Wat had ze eigenlijk misdaan? Getuigen hadden gezien dat Neeltje “op den 1 December laatsleden in de Halsteeg (tegenwoordig de Damstraat) alhier aan onderscheidene (verschillende) huizen om aalmoesen had gevraagd.”

De nog niet verbrede Halsteeg voor 1868 (Bron: Wikipedia)
Neeltje is niemand anders dan Cornelia Johanna Slaterus, dochter van Sara Berendina Slaterus en Christiaan Forberger. Haar ouders woonden ongehuwd samen. Erg breed hadden ze niet. Haar vader was kastmaker en haar moeder werkster. Bij de volkstelling van 1839 woonde het gezin nog in Leeuwarden. Mogelijk waren ze pas weer terug verhuisd naar Amsterdam.
We zullen nooit precies weten weten waarom Neeltje uit bedelen ging. Mogelijk waren haar ouders al ziek. Haar moeder zou in 1846 sterven in het Buitengasthuis.
Neeltje werd na een gevangenisstraf naar het bedelaarsgesticht in Drente gestuurd:
Ik vind de naam van Neeltje terug in het “Inschrijvingsregisters van veroordeelde bedelaars en vrijwilligers” (1822-1866) van de Maatschappij van Weldadigheid in Ommerschans.
Neeltje kwam op 1 maart 1843 aan in Ommerschans, “opgezonden” vanuit Amsterdam. Ze werd in ingeschreven als “Cornelia Johanna Slaterus, zich noemende Neeltje Voorberge” en kreeg een “hoofdnummer” toegekend: 3796. Een week later, op 7 maart, werd ze naar Veenhuizen gebracht, alwaar ze tot 17 april 1846 zou verblijven.
Een hoofdnummer werd hergebruikt zodra een “verpleegde” was ontslagen of overleden. Neeltje was de tweede met dit nummer en dat correspondeert met het volgende signalement: “lengte 1.20 m.; aangezigt ovaal; kleur haar blond; oogen blauw; neus ordinair (=gewoon); mond groot; kin spits en geen merkbare teekenen.”
Over het leven in het Gesticht te Veenhuizen zal ik later meer schrijven. Ook Neeltjes jongere broertje, Johan Frederik, zou (in december 1846) veroordeeld worden voor bedelarij en naar Veenhuizen worden gestuurd èn (na het overlijden van beide ouders in september 1847) zou het jongste zusje Susanna Hendrika als weeskind in het Eerste Gesticht te Veenhuizen worden geplaatst.
Pingback: “In naam des konings”, deel 2 | Ter Salus