Tags
Amsterdam, Anna Elisabeth Susanna Titsingh, erfenis, Frederik Lodewijk Slaterus, generatie 9, Jean François Guillaume Titsingh Lohman, Johannes Lohman
Ik heb al eerder geschreven dat Frederik Lodewijk Slaterus in 1822 een landgoed in Twello kocht. Hoe kwam hij aan al dat geld? Zijn vader Johannes Jacobus was ergens tussen 1813 en 1817 aangesteld tot “geëmployeerde bij het Ministerie van Finantie” in Den Haag. Ongetwijfeld een goed betaalde baan, maar kon onmogelijk zo’n groot bedrag aan zijn zoon geleend kunnen hebben. Bovendien is bekend dat zoon Frederik Lodewijk in 1813 nog in Amsterdam woonde en dat hij daar een baan had als klerk op kantoor van Cornelis Charles Six : ” F.L. Slaterus, een mijner geëmployeerden en een zeer braaf jong mensch, dat zijne Ouders helpt leeven door zijne verdiensten”. Rijk waren ze niet zo vlak na de Franse overheersing…

Bron: Eigen bezit.
Nee, het geld moest wel gekomen zijn via zijn vrouw Anne Marie Wilhelmine Lohman, met wie hij in 1817 was getrouwd. Bij de huwelijksbijlagen vond ik een schriftelijk consent (toestemming) voor hun huwelijk van haar vader Johan Lohman, opgesteld door Notaris Everart Cornelis Bondt. Aangezien veel mensen hun zaken bleven doen bij dezelfde notaris, ben ik daar verder gaan zoeken.
Anne Marie Wilhelmina was de dochter van Johannes Lohman, koopman wonende in Amsterdam aan de Buitenkant (nu Prins Hendrikkade) en Anna Elisabeth Susanna Titsingh. Johannes had het vak van zijn vader Johan Tammen Lohman (afkomstig uit Groningen) geleerd. Zij handelden onder de naam “Firma J. Tammen Lohman & Zoonen“, welke firma hij na de dood van zijn vader in 1794 alleen had voortgezet. Daarnaast had hij na de dood van zijn schoonvader in 1805 de “Firma Guillelmus Tistsing & Zoon” overgenomen.
De familie Lohman kwam oorspronkelijk uit de regio Bentheim en heeft zich halverwege de 17e eeuw in Groningen gevestigd. In deze familie hebben velen de naam van de (groot)moeder toegevoegd, zoals Tammen Lohman, Bothenius Lohman, Titsingh Lohman, Spanheim Lohman en de (in 1817 tot de adel verheven) familie De Savornin Lohman. Zie over deze familie Nederland’s Patriciaat, (de ‘blauwe boekjes”), jaargang 9 (1918), p. 252-255; en Nederland’s Adelsboek (de “rode boekjes”), jaargang 87 (1998), p. 455-493.
De stamboom van familie Titsingh gaat terug tot Hasselt. In 1653 werd Petrus Titsingh apotheker en Amsterdam. Van hem stamden diverse chirurgijns en kooplieden af, waaronder grootvader Guillelmus Titsingh. Dankzij de publicatie van N.D.B. Habermehl in het Jaarboek van het genootschap Amstelodanum weten we veel over hem. Hij was eerst klerk bij de Oost-Indische Compagnie, later boekhouder van de VOC op de Kamer te Amsterdam, koopman en reder op Suriname. Ook was hij mede-oprichter van de Kweekschool van de Zeevaart in Amsterdam. Zie over deze familie Nederland’s Patriciaat , jaargang 13 (1923), p. 396-407 en 46 (1960), p. 378-384.
Anne Marie’s moeder overleed op 43 -jarige leeftijd in 1813 en haar vader enkele jaren daarna op de dag voor kerst in 1817, zeven maanden na haar huwelijk met Frederik Lodewijk:

Bron: Delpher. Leydse courant, 29-12-1817
Zoekend bij Notaris Bondt vond ik dat Frederik en Anne Marie enkele dagen na zijn dood middels een procuratie gevolmachtigden aanstelden. Het jaar daarop, op 29 april 1818, maakten ze elk een testament op. Leuk om hier te lezen dat Frederik Lodewijk (die zichzelf Fredrik zonder é schrijft!) op dat moment “eerste klerk bij de Generale Thesaurie” is. De thesaurie is een onderdeel van het Ministerie van Financiën, waar zijn vader ook werkzaam was. Hij woonde op het Groenewegje in Den Haag. Ik neem aan in huis bij zijn ouders, immers bij hun consent van het huwelijk in 1817 woonden ook zij op het Groenewegje.
In 1819 komt dan een akte van scheiding (verdeling) van de nalatenschap door de erfgenamen:
De Heer Jean François Guillaume Lohman, / : zich schrijvende Jean François Guillaume Titsingh Lohman, : / Commissionair, wonende binnen deze Stad op den Buitenkant, tusschen de Bantemer- en Schipperstraten; ter eener.
En
Vrouwe Anne Marie Wilhelmine Lohman, Huisvrouw van, geadsisteerd met en hiertoe geauthoriseerd en gequalificeerd door den Heer Fredrik Lodewijk Slatérus, thans buiten beroep, met haar woonachtig in ’s Gravenhage, mede compareerende, ter andere zijde.
Zijnde hij Heer Jean François Guillaume Titsingh Lohman en zij Vrouwe Anne Marie Wilhelmine Lohman, de eenige nagelatene zoo van den Heer Johannes Lohman, gewoond hebbende en op den vier en twintigsten December des jaars achttien honderd zeventien overleden zijnde binnen deze Stad, als van deszelfs vooroverledene huisvrouw, Vrouwe Anna Elisabeth Susanna Titsing, alhier overleden den twintigsten Augustus des jaars achttien honderd dertien; en mitsdien de eenige Erfgenamen ab intestato van welgemelden derzelver vader, den Heer Johannes Lohman, mitsgaders ten gevolge van het mutueele Testament, op den vijftienden Junij des jaars zeventien honderd vijf en negentig, ten overstaan van den Notaris Abraham van Beem en getuigen alhier gepasseerd, en op den negenden Februarij achttien honderd veertien door den Ontvanger Abbema alhier geregistreerd, met gedachten hunnen Vader geweest de eenige Erfgenamen van derzelver welgemelde Moeder, Vrouwe Anna Elisabeth Susanna Titsingh, dewelke met derzelver Vader, den Heer Johannes Lohman, was getrouwd in gemeenschap van goederen.
Broer en zus hebben in onderling overleg de nalatenschap verdeeld:
Dat de wederzijdsche Comparanten dan ook successivelijk alle de voormelde door den Heer Johannes Lohman nagelatene Goederen, Effecten en Penningen, onderling, bij minnelijke schikking, hebben gescheiden en verdeeld.
Anne Marie krijgt als haar deel:
De helft van den Inboedel en alle Meubilaire goederen door de Heer Johannes Lohman nagelaten, getaxeerd op en alzoo aanbedeeld voor Acht duizend Guldens.
Honderd Obligatiën tot laste van het Russisch Keizerrijk, genegotieerd ten Kantore van de Heeren Hope & Comp.ie alhier, alle staande in blanco, ieder groot in Kapitaal duizend guldens, getaxeerd op alzoo aanbedeeld voor Twee en negentig duizend Guldens,
En in contante penningen eene Somma van Twintig duizend en zes honderd guldens.
Naast de meubels (die helaas niet nader beschreven zijn, omdat er geen boedelbeschrijving gemaakt was) erft zij een bedrag van ƒ 112600,=. Een gigantisch bedrag, dat vandaag de dag ongeveer ƒ 2073029,= ofwel € 940699,= waard zou zijn. Geen wonder dat Frederik en Anne Marie zo’n riant landhuis kochten. Dat was een goede belegging.
Haar broer, Jean François Guillaume, kreeg een veel groter deel, omdat hij naast het huis beide firma’s overnam:
An den Heer Jean François Guillaume Titsingh Lohman, in voldoening van de aan hem competeerende helft, hetgeen volgt, namelijk:
Een Huis en Erve, staande en gelegen binnen deze Stad op de Buitenkant tusschen de Bantemer- en Schipperstraten, wijk 10 in de Kohieren der verponding bekend onder No 2578, door de Comparanten met gemeen overleg getaxeerd op en aanbedeeld voor de somma van Tien duizend Guldens.
Van welk Huis en Erve de laatste Opdragt, van den zevenden November zeventien honders zes en zeventig, luidt ten behoeve van Johanna Françoise vander Schaaff, huisvrouw van Johan Tammen Lohman.
Een dubbeld Graf, of twee naast elkander gelegen Graven, in de Nieuwe Zijds Kapel alhier No 337 en 338; getaxeerd op en aanbedeeld voor Twee honderd Guldens.
Een Graf, gelegen in de Nieuwe Zijds Kapel alhier No 359; getaxeerd op en aanbedeeld voor Honderd Guldens.
Een Graf op de Nieuwe Begraafplaats te Muiderberg No 190, getaxeerd op en aanbedeeld voor Honderd Guldens.
Een twaalfde part in het Schip genaamd de Vereeniging, waar van Boekhouders zijn de Heeren Van de Poll en Poncelet & Zoon, getaxeerd op en aanbedeeld voor Vijf duizend vijf honderd Guldens.
De helft van den Inboedel en alle de Meubilaire goederen, door den Heer Johannes Lohman nagelaten, getaxeerd op en aanbedeeld voor Acht duizend guldens.
Honderd Obligatiën tot lasten van her Russisch Keizerrijk, genegotieerd ten Kantoor van de Heeren Hope & Compie alhier, alle staande in blanco, ieder groot in Kapitaal duizend guldens, getaxeerd op een aanbedeeld voor Twee en negentig duizend Guldens.
Zeven honderd negen en vijftig Schuldbekentenissen van het Syndicaat der Nederlanden, daargesteld bij de Wet van den elfden November achttien honderd vijftien, ieder groot honderd guldens, getaxeerd op en aanbedeeld voor Drie en zeventig duizend vier honderd zes en negentig Guldens en tien Stuivers.
Tien Obligatiën tot lasten van Zijne Keizerlijke, Koninklijke en Apostolische Majesteit, genegotieerd ten Kantore van de Heeren Goll & Cie alhier, alle staande in blanco, ieder groot in Kapitaal duizend guldens, getaxeerd op en aanbedeeld voor Vier duizend zeven honderd negentig guldens en elf stuivers.
Tien Certificaten ieder van duizend guldens Kapitaal in het fonds van Origineele Weenerbank Obligatiën, onder administratie van Goll & Comp.ie alhier, alle staande in blanco, getaxeerd op en aanbedeeld voor Drie duizend drie honderd drie en dertig Guldens en Zeven Stuivers.
Twee Certificaten ieder van duizend guldens Kapitaal werkelijke rentegevende Schuld, ingeschreven op het Grootboek der Nationale Werkelijke Schuld; getaxeerd op en aanbedeeld voor Acht honderd vijf en negentig guldens en zeventien Stuivers.
Zeven en zeventig Kansbiljetten, ieder van duizend guldens, voor de Loterij van Uitgestelde Schuld, getaxeerd op en aanbedeeld voor Achttien honderd acht en veertig guldens.
Zeshonderd Guldens in Contante penningen.
Al het geen op den dertigsten November laatstleden aan de firma Guillelmus Titsingh & Zoon, onder welke firma de Heer Johannes Lohman alleen heeft genegotieerd, competeerde en ten behoeve van dezelve uitstaande was; hetwelk bevonden is te beloopen en alzoo aanbedeeld is voor de Somma van Zeventien duizend acht honderd zes Guldens, acht stuivers en acht penningen.
Mitsgaders al het geen mede op den dertigsten November laatstleden aan de firma van J. Tammen Lohman & Zoonen, onder welke firma de Heer Johannes Lohman insgelijks alleen heeft genegotieerd, competeerende en ten behoeve van dezelve uitstaande was, daaronder speciaal mede begrepen zijnde de contante penningen bij dezelve firma voorhanden, het saldo der rekening van dezelve firma in de Wisselbank dezer Stad en de penningen onder de Kassiers van dezelve berustende, is bevonden te zamen te beloopen en alzoo aanbedeeld is voor de Somma van Een en veertig duizend zevenhonderd zeven en dertig guldens en zeventien Stuivers.
Naast de meubels werd hem dus een bedrag van ƒ 243398,= toebedeeld, veel meer dan de ƒ 112600,= die Anne Marie Wilhelmine ontving. Hiertegenover stond dat hij haar vrijwaarde voor alle risico’s: openstaande tegoeden die niet betaald zouden worden of mogelijke schulden die er waren en zouden komen:
En zulks al het voormelde onder den last van voldoening van alle de schulden en lasten zoo van de beide voormelde firma’s van Guillelmus Titsingh & Zoon en J. Tammen Lohman & Zonen, als van de boedels en nalatenschappen van den Heer Johannes Lohman en deszelfs vooroverledene Echtgenoote Vrouwe Anna Elisabeth Susanna Titsingh, voor zoo verre die nog onbetaald zouden mogen zijn; daaronder mede begrepen de Kosten op het aangaan en passeeren dezer reeds gevallen en verder zullende vallen, met de Zegels en Registratie-regten: Alle welke Schulden, Lasten en Kosten, zonder eenige de allerminste uitzondering, de Heer Comparant ter eener verpligt is, zoo als hij zulks ook aanneemt en zich daartoe bij dezen verbindt, te zullen voldoen en betalen, met aanneminge en belofte, dat hij de Vrouwe Comparante ter andere zijde voor alle namaning en aanspraak uit dien hoofde zal indemneeren en vrijwaren.
Het ouderlijk huis, waar beiden geboren waren, stond aan de “Buitenkant”, tegenwoordig de Prins Hendrikkade geheten, tussen de Nieuwe Bantammerstraat en de Schipperstraat. Het was een groot pand met uitzicht op het IJ. Hun grootvader Johan Tammen Lohman had dit pand in 1776 van de zusters Anna en Catharina Schutten gekocht voor 20.000 gulden op naam van zijn vrouw Johanna Françoisa van der Schaaff.
Toen de overheid in 1832 alle eigenaren van onroerend goed registreerde in het kadaster, in de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafel, was “J. F. G. Titsing Lohman, Commissionair” eigenaar van pand nummer 4209. De Buitenkant werd hier “Nieuw Waals Eiland” genoemd.

Uitsnede uit: Kadastrale kaart 1811-1832: minuutplan Amsterdam, Noord Holland, sectie G, blad 02.
Het huidig adres van dit pand is Prins Hendrikkade 130. Momenteel is er een hotel gevestigd.

Bron: Beeldbank Amsterdam. Prins Hendrikkade 130 – 128. Links is een deel van het huis van Michiel de Ruyter (nummer 131) te zien.
Het was maar goed dat Anne Marie Wilhelmina indertijd akkoord was gegaan met de akte van scheiding: weliswaar een kleiner deel, maar geen risico’s. De zaken gingen allengs slechter en in 1839 werden de firma’s geliquideerd en moest Jean François Guillaume het ouderlijk huis ver onder de waarde verkopen. Getuige de advertenties die hij in de krant liet plaatsen, gaf hij de schuld aan zijn voormalige boekhouder en het gemene spel dat de makelaar samen met zijn advocaat en de notaris speelde:

Bron: Delpher. Algemeen Handelsblad, 17-06-1839.

Bron: Delpher. Algemeen Handelsblad, 02-12-1839.
Veel dank voor uw verhaal over Titsingh, Lohman en Slatérus.
Ik ben een boek aan het afronden over zes Amsterdamse kooplieden in de 18e, begin 19e eeuw die betrokken zijn geraakt bij een of meerdere politieke regimewisselingen. Alle zes hebben een directe connectie met de voormalige Ygracht (deel van de Prins Hendrikkade dat ligt op het voormalige werkeiland Rapenburg. Guillelmus Titsingh is een van mijn hoofdpersonen. Uw verhaal over de erfenis helpt mij om de afloop van de firma Titsingh meer precies te kunnen beschrijven.
Beste Cees Paardekooper,
Wat leuk dat u op mijn blog reageert. Ik ben blij dat ik u op weg heb kunnen helpen. Ik neem aan dat het de naam van de notaris betreft.
Ik ben erg benieuwd naar het verschijnen van uw boek. Houdt u mij op de hoogte?
Met vriendelijke groet,
Henk Slaterus