Tags

, , ,

Min of meer bij toeval vond ik dit testament van Agatha Maria Slaterus, die sinds 1 mei 1753 samen met de gezusters Anna Elisabeth en Johanna Maria de la Fontaine een stoffenwinkel had in de Nes te Amsterdam. Anna Elisabeth verliet in 1756 de compagnieschap, omdat ze ging trouwen met de makelaar Jan Carel Bractearius. (Bractearius betekent goud- of zilversmid. In het Latijn is ‘bractea’ een dun metaalblaadje van goud.)

Zijn broer Abraham Bractearius (1724-1786) was notaris in Amsterdam in de jaren 1753 tot 1785. Van een zestal jaren zijn de minuutakten al gedigitaliseerd en in te zien op de website van het Stadsarchief Amsterdam. Uitgaande van de gedachte dat mensen graag met een bekende zaken doen, zou het best kunnen dat Agatha wel eens door Abraham Bractearius een akte had laten opstellen. Dus ben ik in beschikbare minuten gaan bladeren en, eureka!, in het jaar 1757 (inv.nr. 13513) kwam ik deze akte tegen:Testament 1757 Agatha Maria Slaterus

Op den vier en twintigsten November des jaars seeventien hondert seeven en vijftigh des avonds ten half seeven uuren compareerde voor mij, Abraham Bractearius notaris te Amsterdam, bij den Hoven van Holland geadmitteert, in presentie van de natenoemene getuijgen:

Juffrouw Agatha Maria Slaterus, bejaard en ongehuwd, woonende binnen deeze stadt in de Nes, en zijnde aan mij Notaris bekent,

Gezond van lighaam en tot het maken van een testament volkomen in staat.

Er volgen zeven volgeschreven kantjes. Zoveel had Agatha nodig om haar wensen vast te leggen. Grappig om te lezen dat ze “bejaard en ongehuwd” was, terwijl ze op dat moment nog maar 40 jaar oud was! Ik denk dat we “bejaard” moet in lezen in de betekenis van meerderjarig. Op het moment van het opstellen van het testament waren al haar broers al dood en was er slechts één zus nog in leven.

Agatha begon haar testament met een prelegaat (een legaat bij vooruitmaking) van 800 guldens, een bedrag dat nu ongeveer 7500 euro waard zou zijn:

Aan de naagelaatene kinderen van haar broeder wijlen den Eerwaarde Heere Johannes Jacobus Slaterus in leeven praedicant te Goor in Overijssel, te zaamen, een zumma van Agthondert Guldens.

Het prelegaat is een legaat dat aan een erfgenaam wordt gemaakt. Dit legaat is derhalve een extra verkrijging en staat naast de verkrijging als erfgenaam.

Vervolgens kende ze haar persoonlijke goed toe aan haar nog in leven zijnde nichtjes:

Verder te legateeren en te praelegateeren aan Agatha van de Pol, doghter van haar testatrices zuster Johanna Slaterus, huijsvrouw van de H.r Henricus  Wilhelmus van de Pol, rector der Latijnsche Schoolen te Cuijlenburgh, en aan Esina Slaterus een van de gem[elde] naagelaatene kinderen van wijlen haar Broeder D.s Johannes Jacobus Slaterus, te zaamen, of bij vooroverlijden van een van dezelve de langstleevende, alle de kleederen van sijde, linnen, wolle en andere stoffen tot haar testatrices lijff en hooft behoorende, mitsgaaders gout, zilverwerk en juweelen, zoo als al het voorgemelde op haar testatrices overlijden zal bevonden werden.

Dan wijst ze haar enige zus aan als universeel erfgename:

Daar op verklaarde de testatrice nu tot haare eenige en algeheele ervgenaamen te noemenen te institueeren haar testatrices suster de genoemde Johanna Slaterus huijsvrouw van voorn:[oemde] H.r Henricus Wilhelmus van de Pol, of bij haar vooroverlijden, haare naatelaatene kind of kinderen bij representatie voor de eene helft, en de naagelaatene kinderen van wijlen haar testatrices broeder de meergen[oemd]e D.s Johannes Jacobus Slaterus, of bij vooroverlijden van een derselven derselfs wettige kint of kinderen bij plaatsvulling voor de weederhelft, en dat in alle hetgeene zij testatrice (buijten het voorgemelde en het geen sij, naa dato bij een apart geschrift zoude moogen legateeren of praelegateeren) naalaaten zal, niets daarvan uijtgezondert, van welke natuur of benaamingh het ook zoude moogen zijn.

Op de volgende bladzijden werd precies beschreven wie zou erven als zuster Johanna eerder overleden zou zijn dan Agatha: haar kinderen en/of hun nakomelingen. De erfenis zou pas worden uitgekeerd op hun 25-ste verjaardag, of op de dag dat ze trouwden. Tot die tijd zou hun vader de erfenis beheren, fideï-commis, zonder dat hij zelf daaruit iets kon nemen. Van de kinderen of nakomelingen, die ongehuwd zouden overlijden voor hun 25-ste, zou het deel overgaan naar de overgebleven broers en zusters.

Mochten er op het moment van Agatha’s overlijden geen nakomelingen van Johanna meer in leven zijn, dan zou de gehele erfenis gaan naar de kinderen en nakomelingen van haar broer Johannes Jacobus. Zou er van hen ook niemand meer in leven zijn, dan zou de erfenis overgaan

aan die geene van haar testatrices zijde, linie en bloede, welke bevonden zullen werden het naaste daar toe gereghtigt te zijn.

Tot slot benoemde Agatha drie executeurs van haar testament:

Verder steldt en committeerdt de Testatrice tot Executeurs van dit haar testament en van zoodaanige geschrift of geschriften, als zij naa dato zoude goetvinden te maaken, tot bestuurders haarer begraavenis, redders van haar boedel en bijzonderlijk weegens de zaaken van haar Testatrices compagnieschap, zoo die op haar overlijden zoude moogen bestaan; voogden over haare minderjaarige erfgenaamen, legatarissen of andere gebenificeerde persoonen, mitsgaders administrateurs derzelver goederen, de Heeren Balthazar Duffer, Cornelis de Schepper en Lucas Wolffers, alle woonende binnen deese stadt; geevende aan dezelve alle zoodaanige maght en authoriteijt als tot den uitvoeringh van voorz:[eide] commissien naa reghten eenigzints geeijscht en gegeeven kan werden, gelijk meede met vermoogen om bij overlijden van een van hen een ander in des overleedens plaats (uijtgezondert de genoemde H.r Henricus Wilhelmus van de Pol, met versoek en ook met begeerte dat dezelve ooijt of ooijt door boovengemelde Heeren Executeurs, voogden ende administrateurs of derzelver successeuren tot eenige van de voorz:[eide] commissien zal werden aangestelt, als dezelve voor altoos en in alle opzighten uijt haar boedel en sterfhuijs uijtsluijtende) te moogen assumeeren en surrogeeren tot het eijnde van alle commissien toe.

Met deze heren zal Agatha zeker zakelijke banden hebben gehad. Opvallend is dat ze bij het overlijden van Cornelis de Schepper in 1777 een legaat van maar liefst 2000 guldens kreeg toegewezen (notaris Cornelis van Homrigh: akte 242; quitantie de dato 5 mei 1777 ). De dienstbode en de tuinman kregen ieder 600 guldens. Agatha kreeg dus aanzienlijk meer, maar de aard van hun relatie werd helaas niet genoemd.

Na voorlezing van de akte ondertekende Agatha deze in haar mooiste handschrift samen met de notaris en de getuigen Gerrit Simons en Henricus Achtienhoven.

Handtekening Agatha Maria Slaterus 1757

Het zou nog ruim 25 jaar duren eer Agatha Maria begin november 1783 in Amsterdam overleed. Haar zuster Johanna was vijf jaar daarvoor al heengegaan. De erfenis zou dus voor de helft gaan naar de nog levende kinderen van Johanna:  en voor de andere helft (plus het prelegaat) naar de nog levende kinderen van dominee Johannes Jacobus: Johannes Jacobus, advocaat in Ootmarsum, en Esina . Het lijfgoed en alle sieraden gingen naar Esina, daar Agatha van der Poll al in 1739 ongehuwd was overleden.

Of er ook daadwerkelijk nog iets te erven was in 1783, heb ik nog niet kunnen achterhalen. Ik heb nog een boedelscheiding kunnen vinden. Wel een oproep in diverse kranten aan schuldeisers of schuldenaren om zich te melden:

Oproep boedel Agatha Maria Slaterus

Bron: Leydse Courant,  11-02-1784 

Ook heb in Amsterdam geen opgave voor de belasting op de collaterale successie (erfenis die op een zijtak overgaat) kunnen vinden in Amsterdam. Mogelijk is deze belasting door de begunstigers betaald in Culemborg en Ootmarsum.

Wat levert deze akte mij nu op aan nieuwe informatie? Alle gegevens omtrent de genoemde familieleden waren mij al bekend. Meer zekerheid heb ik nu echter wel dat van de andere broers van Agatha Maria op dat moment geen nakomelingen meer in leven waren. Ze zou ze dan vast vermeld hebben in haar testament…