Tags

, , , ,

Ruim een half jaar nadat ze door notaris Pieter de Wilde haar laatste testament had laten vastleggen, stierf Agatha Maria Slaterus.

Ik weet nu precies haar sterfdag, want op die dag, maandag 10 november 1783, stormden de door haar benoemde executeurs testamentair, Philippe de la Fontaine en Gijsbert de Geus, het kantoor van notaris De Wilde binnen:

Te kennen gevende: dat Juffrouw Agatha Maria Slaterus, bejaard en ongehuwd, op heeden binnen deeze stad zijnde komen te overlijden, zij Heeren Comparanten ontwaar geworden zijn dat zij Juffrouw Agatha Maria Slaterus bij haar testament in dato 20 Maart deezes jaars ten overstaan van mij Notaris en getuijgen gepasseert hen Heeren Comparanten had aangesteld en gecommitteerd tot executeurs van het zelve testament, directeurs van haar sterfhuis en begraafnis en in cas [=geval] van minderjarige tot voogden over dezelve en administrateurs van het geene aan de zodanige van haar Testatrice op komen zoude, en dat met die magt en seclusie [=uitsluiting] van de Weeskamer als bij het zelve testament waar toe ten dezen kortheidshalve werd gerefereert, breeder is omschreven.

Dat zij Heeren Comparanten wel niet ongenegen zijn die commissien op hun te nemen, zo als hun Edelens onder het natemelden protest en voorbehouding van hun recht van beraad, dezelve aannemen bij dezen, dan dewijl hun Edelens de constitutie der nalatenschap van haar Juffrouw Agatha Maria Slaterus onbewust zijn, en over sulcks door de simpele aditie [=aanvaarding van een boedel] van dien niet willende prejudicieeren [=van te voren een oordeel vellen of een beslissing nemen over iets].

Beide heren namen dus wel het executeurschap op zich, maar beriepen zich op het “recht van beraad“, d.w.z. een aantal maanden de tijd om na te denken wat ze met de erfenis wilden: aanvaarden, beneficiair aanvaarden [= de erfenis aanvaarden maar tegelijkertijd verwerpen als mocht blijken dat er meer schulden dan bezittingen zijn] of verwerpen.

Ze hadden blijkbaar het idee dat tante Agatha vele onbetaalde rekeningen had liggen. Wel gunden ze haar een eervolle begrafenis, maar daar konden eventuele schuldeisers niet uit afleiden dat de erfenis door de erfgenamen geaccepteerd zou zijn:

Zo verklaaren zij Heeren Comparanten het doode lighaam van haar Juffrouw Agataha Maria Slaterus wel ter aarde te zullen doen bestellen en de penningen daar toe nodig met recht van repartitie [=verdeling] en praeferentie [= voorkeur, voorrang] uitschieten [=voorschieten] dog alles buiten hun prejuditie [=nadeel,schade] en onder expresse protestatie [=betuiging] dat daar door niet verstaan zal kunnen of mogen werden dat door hun de gedagte nalatenschap simpelijk is geadieert [=aanvaard], gelijk zij Heeren Comparanten al verder verklaren dat voor zoverre minderjarige in de nalatenschap van haar Juffrouw Agatha Maria Slaterus zijn geintresseert, en dus dat hun qualiteit van voogden plaats heeft, alzo in die qualiteit wel expres aan hun te behouden het recht van beraad, en om hun over zulx nader te termineren [=een beslissing nemen] of door hun Edelens gedagte nalatenschap simpelijk dan onder benifitie van inventaris [= onder voorrecht van boedelbeschrijving] meede zal worden aanvaard ofte finaal gerepudieert [=geweigerd].

Woensdag 12 november 1783 betaalde Philippe de belasting, het “middel op begraven“, om tante Agaath te mogen begraven.

Ten gevolge van de Negenjarige Oorlog (1688-1697) met Frankrijk moesten de Staten van Holland en West-Friesland geld lenen. Om de jaarlijkse rente en aflossing van dit kapitaal op te kunnen brengen, werd in 1695 een belasting op het trouwen en begraven ingevoerd. Hoewel dit als een tijdelijke maatregel was bedoeld, bleef de belasting meer dan honderd jaar van kracht.

De belasting werd door de stadssecretaris geïnd. In het archief van de stadssecretaris van Amsterdam vinden we de volgende aantekening in de “registers van declaratie van het middel op begraven”:

Middel begraven Agatha Maria Slaterus

Bron: Archief 5005, inv.nr. 173. Stadsarchief Amsterdam.

We lezen hier dat Agatha Maria Slaterus op 66 j[arige] leeftijd was overleden aan de “koorts”. Philippe betaald zes guldens aan belasting. Dit betekende dat haar inkomen onder klasse 3 viel met een geschat inkomen tussen 200 en 400 gulden per jaar en / of bezittingen tussen 2.000 en 6.000 gulden.

De registers van declaratie van het middel op begraven kenden vier klassen:
klasse 1: 30 guldens bij een inkomen boven 800 guldens / bezit groter dan 12.000 guldens (ongeveer 4 % van de Amsterdamse begrafenissen in de 2e helft van 1783).
klasse 2: 15 guldens bij een inkomen tussen 400 en 800 guldens / bezit tussen 6.000 en 12.000 guldens (2 %)
klasse 3: 6 guldens bij een inkomen tussen 200 en 400 gulden per jaar / bezit tussen 2.000 en 6.000 guldens (4 %)
klasse 4: 3 guldens bij een inkomen lager dan 200  gulden per jaar / bezit lager dan 2.000 guldens (6 %)

Het grootste deel van de Amsterdamse bevolking (84%) was vrijgesteld van deze belasting, omdat ze “onvermogend” waren, te arm om belasting te kunnen betalen. Ze werden “pro deo” begraven. Toch wel om even bij stil te staan dat de armoede in die tijd erg groot was!

Op zaterdag 15 november 1783 werd Agatha Maria ten grave gedragen in de Zuiderkerk. De stoet achter de kist zal niet zo lang geweest zijn: ongetwijfeld zullen de familieleden die dichtbij woonden haar uitgeleide hebben gedaan, zoals haar nichtje Esina Slaterus met haar man Philippe de la Fontaine. Misschien waren haar neefje de predikant Rudolph van der Poll en zijn vrouw Aletta Catharina van Thiel ook wel uit Groot-Ammers overgekomen. Wie zal het zeggen. Ook haar beide winkelbediendes, Alida Ensinck en Maria Sprakel, en haar beide dienstmeiden Elisabeth Reijns en Dirkje Waters, zullen aanwezig geweest zijn en enkele klanten en zakenrelaties.

Begrafenis Agatha Maria Slaterus

Bron: Begraafboek Zuiderkerk. DTB inv.nr. 1098,  p.90. Stadsarchief Amsterdam