Tags

, , , , , , , ,

Vandaag op de kop af 200 jaar geleden werd Frederik Lodewijk Slaterus (1792 – 1876) door de Stadsdokter Dirk van Rhijn afgekeurd voor de “wapendienst van de Schutterij der Stad Amsterdam”

Geneeskundige verklaring, 1812

Deze geneeskundige verklaring hoort bij een dossier stukken betreffende een militaire keuring voor de Nationale Garde in 1813, één jaar later dus. De heer Nijhuis, die ik eerder informatie had gegeven over de Slaterus-familie in Goor, was bij toeval op deze papieren gestuit en was zo vriendelijk geweest er kopieën van te maken en mij deze toe te sturen.

Vorige week bezocht ik het Rijksarchief in Zwolle en kwam ik een archiefstuk Deformé’s tegen. Dit waren degenen die opgeroepen voor de dienstplicht in 1812 (*1792) en wegens ziekte niet in staat waren om hun dienstplicht te vervullen. Hierin kwam ook een zekere Frederik Lodewijk Slaterus te Delden voor. Deze persoon kon, vanwege zijn slecht gezichtsvermogen niet in dienst. Hij droeg reeds een bril, waarvan de maten (hol/bol) van de geslepen glazen zelfs vermeld stonden.”

Toen ik de toegestuurde stukken nauwkeurig las, kreeg ik veel nieuwe informatie over Frederik Lodewijk: hij woonde in de jaren 1812 – 1813 in Amsterdam in de Keizersdwarsstraat 13, werkte bij het handelshuis van C.C. Six, zorgde voor zijn ouders en was ZEER BIJZIEND!

Blijkbaar werd Frederik Lodewijk in 1813 opnieuw opgeroepen tot de wapendienst, dit keer voor de Nationale Garde. Nederland is op dat moment nog deel van het Franse keizerrijk van Napoleon: “Zijne Majesteit de Keizer en Koning, wiens grootschen ontwerpen geen ander doel hebben, dan de roem van zijn Rijk en den voorspoed zijner volken, heeft als een der middelen om hetzelve te bereiken, bij decreet van den 14 Maart 1812 bevolen de instelling der Nationale Garden. Deze zal de veiligheid der frontieren (=grenzen) en van het inwendige (=binnenland) waarborgen, terwijl de omstandigheden het active leger (=de Grande Armée) naar het buitenland roepen, zonder echter de burgers, die voor den landbouw, den koophandel, en voor hunne huisgezinnen meest noodzakelijk zijn, van hunne haardsteden te verwijderen.” (Zie voor meer informatie).

Frederik Lodewijk werd opgeroepen voor de lichting in Delden. Waarom hier? Woonde hij (en zijn ouders) tijdelijk in Delden? Uit onderstaande brief van zijn werkgever, dhr. C.C. Six uit Amsterdam, krijg ik de indruk dat zijn vader op dat moment geen werk had. Misschien woonden ze bij zijn tante Agatha Maria Slaterus  en zijn oom Nicolaas Gouzij, die ontvanger van de belastingen was in Delden. Hoe dan ook, Frederik Lodewijk probeerde met alle macht onder de dienstplicht uit te komen. Hoe lezen we in de brief van Six:

Den Heere Ridder P. Hofstede, Praefect van het Dep.[artemen]t der Monden van den IJssel.

Amsterdam 19 Maart 1813.

HoogEdelGestrenge Heer!

Ik neme de vrijheid U HoogEd.G. bezigheden een oogenblik af te breeken ten faveure van brenger dezes F.L. Slaterus, een mijner geëmployeerden en een zeer braaf jong mensch, dat zijne Ouders helpt leeven door zijne verdiensten. – Bij zijne terugkomst heeft hij mij zijn wedervaren voor de Raad van Recruteering gecommuniceerd en tevens  dat hij noch niet geheel en al was afgekeurd als miope [ = bijziende ], omdat U HoogEd.G. nog een nader certificaat begeere, dat hij uit dien hoofde bij de Raad van Administratie der Nationale Garde dezer Stad was afgekeurd.-

Hij heeft dadelijk zijn werk gemaakt om te trachten aan U HoogEd.G. ten dezen te voldoen. – doch  heeft van den Praesident der voorsch.[reven] Raad van Administratie geen ander certificaat dan het hiernevensg.[aande] kunnen verkrijgen; – omdat inderdaad  op de Registen dier Raad slechts aangetekend wierd om physique ongeschiktheid, zoo als het certificaat van den tot inspecteur benoemden Professor van Rhyn altijd maar alleen inhieldt.

Deze Professor, een man van gaven zijnde, zeer heel in zijne begrippen heeft nimmer willen meerder zeggen in zijne certificaten, en is nu ook niet te bewegen om rechtstreeks nu te certificeren, dat hij de jonge Slaterus als miope heeft afgekeurd.-

In deze verlegenheid heeft hij zich echter  het ook hiernevensgaand duplicaat declaratoir weten te verschaffen van den brilleslijper, die hem indertijd op ordre van den H.[eer]e van Rhyn geinspecteerd hadt, en daarvan het schriftelijk rapport gegeven waarvan dit het dubbeld is. – de Professor heeft gecertificeerd dat dit dubbeld conform is aan het origineel. – en wanneer men daarbijvoegt dat dit declaratoir is van den 11 Julij 1812; dat het certificaat van afkeuring van Professor van Rhyn dien ten gevolge gegeven volkomen coincideert [= samenvalt] wat de datums aanbetreft als zijnde gedagtekend den 13 Julij daaraanvolgende; en eindelijk dat de jonge Slaterus aan geene andere physique ongeschiktheid tot den Wapendienst laboreert [ = lijdt] dan zijn ellendig gezigt, zoo hoope ik dat U HoogEd.G. met deze productie [ =brief met bijlagen] genoegen zult kunnen en willen neemen, en zijne afkeuring bevestigen.

Ik weet te wel, HoogEdelGestrenge Heer, hoe teder het werk der conscriptie [ = verplichte inschrijving voor de krijgsdienst] is, en hoe ijdere faveur [= gunst] aan den eenen toegestaan eene onrechtvaardigheid jegens anderen wordt, dan dat ik over deze zaak een woord zoude geschreven hebben indien ik de minste twijffel had dat dit jongmensch in staat zoude zijn te dienen en men aan U H.Ed.G. eene gunst vroeg. – Het is er verre vandaan, en ik, en alle degeenen die hem personeel kennen, weeten dat hij volkomem miope [ = bijziend] is, zoo als ook de reeds met hem genomene proeven moeten bewezen hebben. –

Na U HoogEd.G. voor mijn lastigheid excuses gevraagd te hebben, heb ik de eer met onbepaalde hoogachting te zijn

U HoogEd.G. Geh.[oorzame] Dienaar.

[w.g.] C.C. Six

De geneeskundige verklaring van Professor van Rhyn deugde niet voor de keuringsraad omdat de professor niet had aangeven wat de reden voor Frederik Lodewijks lichamelijke ongeschiktheid was. Ook nu weigerde Van Rhyn dat te verklaren, waarschijnlijk vanuit zijn beroepsgeheim. Er reste Frederik Lodewijk geen andere weg dan zoveel mogelijk bewijsmateriaal aan te dragen voor zijn bijziendheid: verklaringen van Burgemeester Averink van Delden, de Amsterdamse brilleslijper Waaijeman, de Kapitein Commandant van de Nationale Garde (opvolger schutterij) in Amsterdam Altena en zijn werkgever Six.

Of dit voldoende is geweest weet ik niet. Werd hij afgekeurd om zijn bijziendheid, of was de keuringsraad zo kortzichtig dat ze bleven vasthouden aan een nieuwe geneeskundige verklaring?

Zeker is dat Frederik Lodewijk erg slechte ogen had. In de woorden van Waaijeman:

Ik ondergeteekende verklaare bij deesen, dat den bril geexamineert [ = onderzocht ] hebbende, dewelke Fredrik Lodewijk Slaterus genootzaakt is, tot behulp van zijn kortbijzient gezigt, te moeten gebruijken  en reeds zedert veelen jaaren gebruijkt heeft, bevonden hol gesleepen te zijn op eene bol of gloobe van 15 duijmen dubbelt  hol en bij deskundigen nagenoeg gelijk te staan met N 7 ½; bij ons beweesen 3 ¾ duijm middellijn der gloobe, waaruijt beweesen is, dat bovengemelde op een afstand van tien passen niet onderschijden kunnende zien ook voor den wapenhandel ongeschikt is;