Johannes Jacobus Slaterus was een ambitieus man. Hoewel hij pas ervoor in Zutphen (naast zijn conrectorschap) tot “lector publicus” benoemd was, koos hij in 1709 ervoor om rector te worden in Kampen. Natuurlijk speelden de financiën een belangrijke rol: als conrector verdiende hij ƒ500 plus vrije woning en een tegemoetkoming in de kosten voor turf. Het gemeentebestuur van Kampen stelde “een tractement van f 700, vrije woning en f 36 voor turf” beschikbaar. Maar de positie van rector was ook aanzienlijker dan die van conrector.
Als rector in Kampen begon hij in 1712 met de vertaling uit het Latijn van het werk van Phaedrus: Fabulae Aesopiae. Phaedrus was een slaaf geweest aan het hof van keizer Augustus. Hij maakte bewerkingen uit het Grieks van de fabels van Aisopos en voerde daarmee de fabel als genre in de Latijnse literatuur in. Van zijn Fabulae Aesopiae zijn vijf boeken met in totaal 93 fabels bewaard gebleven. Wij kennen nu deze fabels beter in de bewerking van La Fontaine. De oorspronkelijke dierenfabels waren echter niet zo beeldend en boeiend beschreven.
Een fabel is een kort verhaal, in rijm geschreven, waarin dieren optreden als menselijke wezens. Door de combinatie van dierlijk handelen met menselijk denken wordt het in een fabel mogelijk menselijke zwakheden en wantoestanden op de korrel te nemen, zonder persoonlijk te hoeven worden. De mens wordt zo een spiegel voorgehouden. Fabels waren onderhoudend om te lezen maar hadden ook een moraal…
Ik weet dat hij reeds in 1712 begonnen moet zijn met de vertaling van de eerste fabels. In de British Library in Londen wordt een “prospectus” bewaard: “Ohe Libelle, sive specimen, unde patebit quemadmodum Phædri … philosophiam moralem Fabularum Æsopiarum … sex … libris … inculcatam … nova methodo in usum variorum in Belgio editurus est … J. J. Slaterus, etc. [A prospectus of a proposed edition of the Fables, giving two forms of the text of Fab. XVI of Bk. IV. with annotations.] Campis, [1712.]“
Enkele jaren ervoor, in 1704, was al een vertaling in het Nederlands verschenen van het gehele werk van Phaedrus van de hand van David van Hoogstraten, conrector van de Latijnse school van Amsterdam. Je vraagt je af waarom Johannes Jacobus Slaterus dit opnieuw wilde vertalen. Het zou me niets verbazen als hij vond dat hij het beter kon, m.n. in de spitsigheid van het nawoord of epimythia.
Ik vond in de “Boekzaal der geleerde Weerelt” van augustus 1718:
Dit nieus is ons uit KAMPEN toegezonden. Wy zullen het heel en al hier plaetsen.
VOORBEELD,
Waer uit zal kunnen blyken, op wat wyze JOHANNES JACOBUS SLATERUS, nu Rector der Latynse Schoolen tot Kampen, denkt H B.C.D. [Dit wil zyn, denken we, Bono cum Deo, met Gods hulpe] de zinryke en geestigen verdigtselen van zynen PHAEDRUS, niet alleen in het behoorlijk Latyn, nemaer ook in het Nederduitsch, tot stigting en tot verligting der Nederlanderen in het licht te geven. Ende met veele redelyke en zeer stigtelyke AENMERKINGEN ende TOEPASSINGEN te verryken. Dit Voorbeelt is gedrukt te Kampen, by D. Oostendorp; in kleen Folio. ANNO quo MUnDUs Iste faLLIt & faLLItUr dat is: in het jaer, waer in deze werelt bedriegt en bedrogen wort,
In een chronogram wordt het jaartal in een tekst uitgedrukt middels de Romeinse cijfers, en wel als volgt: M = 1000; D = 500; C = 100; L = 50; X = 10; V = 5 (NB. U = V) en I = 1.
Hier: MUnDUs Iste faLLIt & faLLItUr = 1718, volgens de volgende berekening:
M(=1000)+U(=V=5)+D(=500)+U(=5)+I(=1)+L(=50)+L(=50)+I(=1)+L(=50)+L(=50)+I(=1)+U(=5)=1718.
Hierna volgt de vertaling van de eerste fabel: “De wolf en het lam”. Zie hiervoor de volgende bijdrage,
Pingback: Mijn verjaardagkadootje: Ohe libelle… | Ter Salus
Pingback: Aanstellingsbrief als conrector van de Latijnse Scholen in Zutphen. | Ter Salus
Pingback: Professor aan de Illustere School van Zutphen | Ter Salus