Tags

, , , ,

HCO, arch. 0054.1 Stadgericht Goor, inv. nr. 54

Kort na zijn huwelijk met Ida ten Thije kocht Wolter Slaterus (1766 – 1822) samen met zijn neef en “compagnon” Jan Schook een huis met jeneverstokerij in zijn geboorteplaats Goor:

1791, den 5 September geven Wolter Slaterus en Jan Schook aen, dat [zij], voor ongeveer ses weken geleden, van Catharina Bruins, wed[u]we wijlen Hendrik Jalink voor haar selven, en als moeder en wettige voogdesse van haer minderjarige kinderen, hebben aangekogt het huys en hof, schuire [=schuur], verkenskot [=varkenshok] en branderie met derselver gereedschappen neffens den afstant van octroy [=vergunning] van genever te branden, en dat tesamen voor een s[omm]a van drie duizend en vijftig gulden ƒ 3050 – 0 – 0

Zijnde het huys en hof, soo privative [=privaat] aen Slaterus in eigendom zal toebehoren en overgedragen worden, gerekent op een s[omm]a van duisend gulden ƒ 1000 – 0 – 0

En de andere behuisingen met de gronden daarop staand en erbij gelegen op ses honderd gulden ƒ 600 – 0 – 0

Welke laaste parceelen aen beijde coperen [=kopers] in eigendom zal worden overdragen, zijnde de gereedschappen, zoo tot de branderie gehorende met den afstant van het octroy, gerekent op een s[omm]a van veertien honderd en vijftig guldens ƒ 1450 – 0 – 0

Van welke laa[t]st gemelde men wel mede aengave doed, dog ongepraejudicieert [=op de zaak vooruitlopend] als oordelende daervan geen 50sten penn[ingen] [=belasting op verkoop van onroerend goed] verpligt te zijn te betalen.

Hoe kwam Wolter aan zoveel geld?

Wolter was al vroeg, toen hij nog maar 10 jaar oud was, wees geworden. Van zijn ouders had hij niets geërfd, omdat zijn vader Hendericus Slaterus in 1777 grote schulden achterliet. Eerst werd hij in Goor door zijn grootmoeder Christina Geertruid Meiling, weduwe van de predikant Johannes Jacobus Slaterus, in huis genomen. Toen zij drie jaar later overleed werd haar oudste zoon Johannes Jacobus, advocaat in Ootmarsum, voogd over Wolter, zijn broers Johannes Jacobus en Hoseas en zijn zusje Agatha Maria.

Alle bezittingen van oma Slaterus zijn in 1780 publiekelijk verkocht. Hier heeft wel een en ander geërfd ( 1/12e deel), maar we kunnen ervan uitgaan dat dit geld is besteed aan zijn opvoeding en scholing

Zijn oom de advocaat Slaterus overleed in 1785. Hij liet neefjes en nichtje zijn erfenis na:

… zo verklaarde hij tot zijne erfgenamen te nomineren, en te institueren, zulks doende bij dezen, de nagelatene kinderen van wijlen zyn broeder de heer Henricus Slaterus, met naamen Johannes Jacobus Slaterus, Wolter Jan Slaterus, Agatha Slaterus, en Hoseas Slaterus.

Dog [prae] legateert, maakt, en bespreekt de Heer Testator aan de beide jongste zoons van zyn Broeder, naamlijk Wolter Jan, en Hoseas Slaterus, ieder de somma van vijffhonderd g[u]l[den]s.

Voorts aan alle drie zoons voorgemeld, de klederen, linnen en wollen tot zijn lijf behorende.

Of Wolter ook daadwerkelijk geërfd heeft van zijn oom, moet ik nog uitzoeken. Wel is uit brieven van rentmeester Joan Georg Dröghoorn bekend dat advocaat en stadssecretaris Johannes Jacobus Slaterus, toen hij in de nacht van 13 op 14 juni 1785 overleed “aan de ziekte van verrotting of inflammatie van de lever“, een grote puinhoop had achtergelaten. Vele akten betreffende stadszaken zoals overdrachten, volmachten en kondschappen, waren niet op orde. “In de protocollen [van het stadsgericht] is in jaar en dag niets geregistreerd.” Het is een aanname, maar het vermoeden rijst dat de advocaat graag een borreltje dronk… Vier jaar na zijn dood was de registratie nog steeds niet op orde.

Als voogd werd nu zijn oom Philippe de la Fontaine in Amsterdam benoemd. Intussen was Wolter bijna volwassen geworden en ging hij zijn eigen weg. In 1785 vestigt hij zich in Amsterdam op de Haarlemmerdijk (attestatie 7 juli vanuit Hengelo), terwijl zijn voogd (oom Philippe en tante Esina) op de Prinsengracht woonden. Later vinden we Wolter als fervent patriot terug als vluchteling in Noord-Frankrijk, waar hij overleefde op steun van de Fransen.

Toen hij, terug in Nederland, in 1791 trouwde met Ida ten Thije, was Wolter zeker geen bemiddeld man. Ida was op 20-jarige leeftijd nog minderjarig, maar door het huwelijk kreeg Wolter de voogdij en “maritale macht” over haar. Hij mocht vrijelijk beschikken over zowel de roerende als de onroerende goederen van zijn vrouw, dus over de erfenis van Ida’s vader Gerrit ten Tije, die tot zijn dood in 1782 destillateur was geweest op de Nieuwendijk in Amsterdam,.

Op 6 oktober 1791 stond hij, met Ida’s machtiging in de hand, op de stoep van notaris Elbert Stoesak op de Haarlemmerdijk in Amsterdam:

Notaris Stoesak. Stadsarchief Amsterdam: archief 5075. inv.nr. 16057. Akte 372.

Op heeden den zesden October anno zeventien honderd een en negentigh compareerde voor mij Elbert Stoesak, notaris bij den Ed[el]e Hove Van Holland geadmitteerd, tot Amsterdam residerende, de heer Wolter Slaterus, soo voor sig en als in huwelijk hebbende Juff[rou]w Ida Ten Tije, en dan nog als ten deesen door deselve sijn huijsvrouw specialijk gevolmagtigd in gevolge de procuratie dieswegens op den 26 September 1791 voor Wilh: Jalink, J.U.Dr. [=doctor in beide rechten] en wegens Hoger Overigheijd Verw:[alter=plaatsvervangend] Rigter van Kedingen en Assessoren tot Goor ondertekend,

En de heeren Denijs Ten tije, Jan Hendrik Stulen en Harmanus Dekker, so in qualiteijt als door Juff[rou]w Barendina ten Duijschate, in haar leven weduwe en in gemeenschap van goederen getrouwt geweest, mitsgaders meede erfgenamen van de Heer Gerrit Ten tije, en dus voor haar en als uijt kragte van ’t testament door deselve egtelieden, op den 27 Januarij 1769 voor de Notaris Mourits Kier en getuigen alhier gepasseert; versogt en gecommitteerd tot executeurs en redders van haar boedel en sterfhuis, besongers [=in het bijzonder] haarer begravinge mitsgaders tot voogden over haar twee eenige minderjarige kinderen en erfgenaamen en administrateurs derselve soo vaderlijke als moederlijke goederen; met eerbiedige uijtsluijting van de Ed:[el] Achtb:[are] Heeren Weesmeesteren hier en elders; ingevolge de acta dierweegens op den 2e December 1782 voor de Notaris Mr: Cornelis Willem Dekker [=Decker] en getuijgen alhier gepasseert;

Wonende den heer eerste comparant tot Goor thans sijnde binnen dese stad; en de verdere heeren Comparanten binnen dese stad,

Sinds de dood van Ida’s moeder, kort na de dood van haar vader, hadden drie voogden het erfdeel van beide onmondige kinderen (Ida was toen 11 jaar en Johanna 5 jaar oud) beheerden. Ze hadden daartoe het geld belegd in obligaties van de Oost-Indische Compagnie. Al met al werd die dag aan Wolter een flinke som geld uitbetaald:

Resteerd also ’t gunt hem eerste comparant in opgemelde sijn qualiteijt invoegen en manieren als vooren competeerd
een somma van ƒ 4196 . 3 . 8

Dit bedrag is omgerekend tegen de koopkracht van nu ongeveer 41350 euro waard. Daar kun je wel wat leuks voor kopen!